zaterdag 15 oktober 2011

ZONDER TITEL II (poëzie van de lijn)



 Joan Miro, Nocturno (1940)

Ik wil het nog even over lijnen hebben. Tijdens mijn bezoeken aan tentoonstellingen van werk van de Catalaanse schilder Joan Miro viel me pas goed op hoe belangrijk lijnen in een schilderwerk kunnen zijn. Miro zijn werk bestaat eigenlijk meer uit lijnen dan iets anders. Kijk maar eens naar zijn werk hierboven.

 Joan Miro, Azul II, 1961(dit schilderij vormt met Azul I en III een triptiek)


Dat Miro zich bewust is van lijnen, punten en vlekken blijkt uit het schilderij hierboven. Wiskundig gezien hebben punten trouwens geen oppervlakte, zo heb ik geleerd. Daar trekt Miro zich niks van aan. Met het hierboven staande schilderij lijkt hij een statement te willen maken over punt en lijn, zeker als je de titel van het werk er bij in aanmerking neemt. Maar een ingehouden statement. De lijn is niet strak maar onzeker, de vlekken zwerven in de blauwe ruimte/hemel op zoek naar hun plaats. Een fascinerend schilderij waar je naar kunt blijven kijken.

 Rembrandt van Rijn, Olifant omstreeks 1637


Over het algemeen zijn de lijnen van Miro meer zoekend en soms zelfs aarzelend dan trefzeker. Je treft dergelijke meer zoekende dan trefzekere lijnen aan in bijvoorbeeld het werk van Rembrandt maar ook Appel en Lucebert. Bij Lucebert zie je vaak ook nog inktvlekken. Alsof hij niet kan tekenen zonder vlekken te maken. Toen ik op school leerde schrijven met pen en inkt was een van de eerste dingen die we te horen kregen vooral geen vlekken te maken. Het lijkt erop dat Lucebert met zijn vlekken wil laten zien dat hij lak had aan dergelijke schoolse voorschriften. Bij Herman Brood zien we hetzelfde: onzekere lijnen, onzeker handschrift, vlekken. Brood wist dat het leven kwetsbaar en rommelig is vandaar wellicht zijn dagelijkse cocktails van alcohol en drugs. Leven met onzekerheden kunnen immers maar weinig mensen.

 Keith Haring, Andy Mouse IV, 1986. Stripfiguren inspireren tegenwoordig menig kunstenaar.

Trefzekere lijnen tref je vooral aan in stripboeken zoals bij Hergé (Kuifje)  en tekeningen van de Disney Studio’s. Ik hou van striptekeningen en het stripverhaal maar striptekeningen zijn en blijven plaatjes. Dat vindt ik ook van het werk van bijvoorbeeld Keith Haring. Op het eerste gezicht verrassend. Ondanks de heftige kleuren slaat na verloop van tijd toch een zekere verveling toe.  Trefzekere lijnen staan nu eenmaal niet onder spanning zoals een leven zonder zekerheden ook niet meer spannend is. Integendeel, een leven vol zekerheden is er een van verveling en saaiheid. Geef mij daarom maar de onzekere lijn en de vlekken. Die benaderen veel meer het alledaagse leven met zijn onzekerheden en dwaasheden en dat blijft net als het leven zelf boeien.

vrijdag 14 oktober 2011

VLAAMSE POLITIEKE ERFGENAMEN



Hilde Claes is burgemeester van Hasselt en dochter van Willy Claes van de socialistische partij SP.A. Momenteel staat ze in de publieke schijnwerpers vanwege corruptie bij de politie van Hasselt. Naast haar staat Bruno Tobback, zoon van de bekende politicus Louis Tobback, momenteel burgemeester van Leuven. Bruno is fractieleider van de socialistische fractie (SP.A) en was minister in de regering Verhofstad.

Het was me al een tijd gelden opgevallen. In bijna alle Vlaamse partijen of ze links of rechts zijn, duikt in de hoogste rangen wel een “zoon of dochter van” op. Blijkbaar is talent voor politiek erfelijk. Je kunt daarom rustig spreken van politieke families. Als ik het zo bekijk dan wacht de "onderstaande zonen" van en een "dochter van" nog een goede toekomst in de Belgische politiek ook al vindt er en zekere vernieuwing van de politieke klasse plaats door de opkomst van buitenstaanders als de NV-A van Bart de Wever. Maar pas op. De oude politiek is heel taai. Hun wortels zitten dieper in de samenleving dan men wel placht te denken.

Het komt wel vaker voor dat zoon of dochter talenten van een van de ouders erft. In de Bach en Mozart familie erfden kinderen de talenten van hun vader en zo zullen er wel meer zijn. In de schilderkunst of de wiskunde ken ik geen gevallen.

 Tom Dehaene is een zoon van de Christen Democratische politicus Jean Luc Dehaen, bijgenaamd de loodgieter. Tom zit in het Vlaams parlement en is burgemeester van Zemst.

Bedrijven zijn ook erfelijk. De familie Brenninkmeijer van C&A schijnt daar een mooi voorbeeld te zijn. Er zijn er natuurlijk veel meer maar dan op kleinere schaal. Mijn schoonvader erfde de kolenzaak van zijn vader maar daarna was de kous af. Met de vondst van de aardgasbel  bij Slochteren verdwenen kolenboeren definitief uit ons straatbeeld. 

Alexander de Croo is al net zo liberaal als zijn vader Herman de Croo. Alexander is voorzitter van de Open VLD. Als zodanig was hij een van de 8 onderhandelaars die het zogeheten 'Vlinderakkoord' onder leiding van formateur Elio di Rupo sloten.

Titels zijn ook erfelijk. De bekendste erfelijke titel in Nederland en België is die van Koning of Koningin. In Nederland wordt er momenteel druk gesleuteld aan het koningshuis en uiteraard gaat het over de centen. Van mij mag het koningshuis blijven. Het zorgt voor enige continuïteit in een toch al hectische wereld. Het herinnert ons bovendien aan onze nationale geschiedenis die dank zij de Oranjes niet saai is.

Het is ook een geschiedenis van oorlogen. Niks om je voor te schamen. Nederland is net als de rest van de landen in de wereld bij elkaar geroofd. Zo roofden aan het begin van het tweede milennium de Graven van Holland met een rits veldslagen het huidige Noord en Zuid Holland van de boeren. Eigenlijk gaat het nog steeds zo. De geschiedenis gaat van Au tot op de dag van vandaag. Vraag het de Irakezen, de Koerden, de Somaliërs, de Kongolezen en de Afghanen maar.

woensdag 12 oktober 2011

PROFESSOR PRIEMUS REGULEERT DE WONINGMARKT

 Professor Hugo Priemus vandaag in de Volskrant: 'Kabinet is spookrijder op de woningmarkt"

Ik heb geen verstand van de woningmarkt maar sinds ik in België woon, begrijp ik wel dat de Nederlandse markt een overgeorganiseerde, gecentraliseerde en een door de overheid gecontroleerde markt is. Niet de burgers profiteren daarvan maar de projectontwikkelaars, de gemeentes en in hun kielzog de architecten en uiteraard de makelaars. Kortom, iedereen behalve de burger.
Die heeft zich in arrenmoede aangepast aan die markt, denkende dat hij op die markt goed geld kan verdienen met zijn woning. Woningen werden een speculatieobject. Woningbouwcoöperaties begonnen onder leiding van de overheid daaraan ook al mee te doen. De grote gekte van "Geen gezeik iedereen rijk" kreeg zo greep op de ganse woningmarkt.

Het zal in België wel niet allemaal ideaal zijn. Waar overigens wel op de wereld maar het is er in ieder geval beter dan in Nederland. Voor de Belg is een huis vooral een ding om in te wonen. Het liefst en als het maar even kan, zijn leven lang. In tegenstelling tot Nederland mag hij een huis om de hoek bij zijn ouders in het dorp bouwen als hij dat wil. Grond is beschikbaar. Daar zorgen burgemeesters en gemeenteraden wel voor want die weten dat als ze dat niet doen, ze hun politieke loopbaan op hun buik kunnen schrijven.

In België bestaat geen hypotheekrenteaftrek maar een geplafonneerde aftrek van je schuldaflossing. Belgen betalen hun hypotheekschuld daardoor snel af, liefst in 15 jaar. Dat kunnen ze omdat hun ouders meebetalen aan het huis en er eerst flink voor gespaard wordt. Zo bereiden ze zich goed voor op de bouw of aankoop van hun woning die ze voor de rest van hun leven hopen te koesteren als een klein paleisje.

België mag dan een grote staatsschuld hebben. Nederland heeft een enorme berg hypotheekschuld, misschien wel de grootste van Europa. Als straks vanwege een of andere crisis de klad komt in het afbetalen van hypotheken, krijgen we ook in Nederland Spaanse toestanden en wie weet gaat de triple A rating van de RABO bank er dan ook aan want die bank is de grootste hypotheekverstrekker van Nederland.

Met die berg hypotheekschuld hebben de Nederlanders trouwens ook hun toekomst voor dertig jaar of langer verhypothekeerd. Met dank aan de overheid, de gemeenten, de projectontwikkelaars, de architecten en uiteraard ook de banken. Het ga u goed.

PS. ik heb geen verstand van de woningmarkt dus wees niet ongerust.




dinsdag 11 oktober 2011

FUCKING MAAGDENHUIS IDEALISME




Anet Bleich mag als oud-redactrice in de VK van afgelopen zaterdag (8 oktober) haar gram halen op het rechtse populisme van vandaag onder verwijzing naar  het tijdperk van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw . “Het relaxte, open, nieuwsgierige Nederland waar ik me thuis voelde, heeft plaats gemaakt voor een land dat beheerst wordt door botteriken”, zo schrijft ze. Idealisering van het verleden en zwart-wit denken over het heden. Bleich heeft al die jaren niks bij geleerd.
Dat hele zestig zeventiger jaren gedoe, waar ik ook wel aan mee gedaan heb, was toch eigenlijk niks anders dan dwingelandij van snotneuzen van twintigers die dank zij de na de Tweede Wereld opgebouwde rijkdom nu zelf wel eens wilden uitmaken wat goed was voor hen en de wereld. Let wel, hun eigen kleinburgerlijke wereld met hun formalistische, benepen ouders, hun witte ondergoed, hun angst voor seks, zonden en non conformisme.
Dat uitgerekend zij die rijkdom en welvaart met hard werken hadden opgebouwd, vergaten ze maar even voor het gemak. Integendeel, hun erfgoed deugde voor geen meter en daarom werd alles overboord gesmeten. Vernieuwingsdrang noemt Bleich dat. Het woord verschilt niet zoveel van vernietigingsdrang, want dat was het vooral ook.
Het gezin had voortaan afgedaan. Enthousiast werd geëxperimenteerd met de vrije liefde in en buiten communes. Gezag was verdacht en werd voortaan op voorhand gewantrouwd. De internationale openheid leidde vooral tot langdurige wereldreizen en zoektochten in verre landen naar spirituele krachten (India). Die van thuis konden immers niet deugen.
God betert, ze ontdekten het Marxisme in allerlei varianten als het geloof waarmee ze dat van hun voorvaderen konden bestrijden en zonodig vernietigen.
Wat een kinderachtig gedoe was dat op die universiteiten. Samen de werken van Marx, Engels en Lenin lezen. Avonden lang debatteren over de revolutie en het reële socialisme. De zondagsdienst  had plaats gemaakt voor urenlange vergaderingen in doorgerookte zaaltjes waar nog altijd dezelfde praatjesmakers als tijdens de goede oude studententijd het voor het zeggen hadden.
En oh wee als je niet mee wilde doen aan de bevrijding van de arbeidersklasse. Dan was je een kleinburger, ook al kwam je zelf uit zo’n klasse. Opnieuw, net als op het lyceum, kreeg ik weer les van de kleinburgers hoe de arbeidersklasse bevrijd zou moeten worden van zijn ketenen. Maar wisten zij in die bezette universiteiten  hoe de werkende mensen werkelijk leefden, werkten en dachten? Nee, natuurlijk niet. Zij hadden nooit droog brood gegeten, een stuk vlees met vier broers en zus hoeven delen, niet met drieën in bed geslapen, de schoenen van hun oudere oom gedragen en ga zo maar door. Hadden ze ooit langer dan misschien een paar weken aan een lopende band varkens geslacht? Wisten ze hoe vrouwen in de fabrieken over mannen dachten, waarom ze daar werkten, waar ze van droomden, wat ze het liefst wilden? Nee, ze kenden alleen hun eigen kleinburgerlijke dromen van vrije seks, zelfstandig zijn en onafhankelijk, leuk werk hebben en avontuurlijk leven. Dat waren de idealen van de jaren zestig en zeventig.
Hoe kortzichtig, dom en kleinburgerlijk ze waren, bleek pas goed toen ze zich collectief gingen aanmelden bij de CPN. Deze vrijgevochten druktemakers, deze democraten van het eerste uur liepen ineens achter een zootje belachelijke communisten aan (lees Karel en Gerard Reve er maar op na). Hun revolutionaire elan kende geen grenzen meer. Censuur? Geen probleem. Revolutionair geweld? Moet kunnen. Democratie? Een luxe voor armen en arbeiders. Chinese culturele revolutie? Een voorbeeld voor hier.
Het heeft tot de val van de Muur in Berlijn moeten duren voordat ze beseften dat hun idealen vooral preken voor eigen parochie waren en zijn. En mijn vakbondsvader had gelijk. Het zal nooit anders worden totdat ze zelf met de kop tegen de muur lopen.

maandag 10 oktober 2011

ZONDER TITEL I

Een leeg vel papier is als een lege aarde of kosmos


Een leeg wit vel papier is als een lege aarde of kosmos.  “De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren”, zo lezen we in de tweede zin van het hoofdstuk ‘de schepping’ in Genesis, het eerste boek van het Oude Testament. Het moet een hele klus geweest zijn voor God om te verzinnen wat hij met al die leegheid moest. Sterker nog, moest Hij er wel wat mee?

Het zijn de vragen die de ernstige kunstenaar zich ook stelt. Hoe zal hij zijn lege vel of doek vullen? Moet hij er eigenlijk wel wat mee? En net als God zal hij ronddwalen in zijn geest op zoek naar antwoorden. Of hij die net als God die zal vinden, is geen uitgemaakte zaak. Elk kunstenaar weet dat hij verstrikt kan raken in deze vragen en misschien er wel nooit zal uitkomen.

Een enkele lijn is voldoende om de leegte ongedaan te maken.

Voor degenen die het antwoord wel vinden, komt de vraag hoe ze te werk zullen gaan. Ik heb geen idee wat God allemaal nodig heeft gehad om zijn schepping te maken maar voor een vel papier is niet meer nodig dan bijvoorbeeld een potlood. Een enkele lijn op het vel trekken is dan al voldoende om de leegte ongedaan te maken.

Je kunt ook het hele vel vol krassen om de leegte te vullen.

De vraag is waar zet je die lijn? In beginsel kan dat overal. Je kunt ook meer dan een lijnen tekenen. Je kunt ook een het hele vel vol krassen om de leegte te vullen. Zo kun je het hele vel vullen. Iets wat kinderen graag doen. Ze krassen graag een vel vol. Hun tekens van leven. 

Je kunt een lijn ook strategisch plaatsen. Door de lijn als scheidingswand te trekken, voegen we een nieuw element toe aan onze schepping.

Je kunt een lijn ook strategisch plaatsen. Een horizontale of verticale lijn min of meer in het midden over de volle breedte of lengte van het vel papier, scheidt het vel meteen in twee vlakken. Door de lijn als een scheidingswand te trekken, voegen we een nieuwe element toe aan onze schepping.


Boven de lijn verbeeldt een wolk de hemel boven ons. Onder de lijn verbeelden golvende lijnen de zee aan onze voeten.
 

Elk van die 2 vlakken kun je dan weer vol krassen of een nieuw element –kleur - toevoegen. Je kunt er ook je verbeelding op los laten en het vel met een horizontale lijn over de breedte tot een landschap herscheppen. Boven de lijn verbeeldt een wolk de hemel boven ons. Onder de lijn verbeelden golvende lijnen de zee aan onze voeten. We herscheppen de wereld op een vel papier. Een Gods wonder.

Nu is de weg helemaal vrij om onze fantasie op én het vel papier én de wereld los te laten. We zijn volledig vrij om te tekenen wat we maar willen. We beslissen zelf waar we de lijnen zetten, welke kleur we ze geven, of we ze kort of lang of rond maken, of we er vlakken, driehoeken, cirkels of andere vormen van maken, of we onze geest in lijnen, vlakken of vormen verbeelden, of onze gevoelens, of  dat de wereld die we zien in lijnen, vlakken en kleuren nabootsen. We zijn god geworden op een vel papier. 

zondag 9 oktober 2011

LADY VICTORY BOOGIE WOOGIE/LADY BOSSA NOVA


Petrus, 'Lady Victory Boogie Woogie/Lady Bossa Nova', 2011, (porcelein, potlood en acrylverf).


Het is bekend dat Piet Mondriaan van dansen hield. Vooral op jazz muziek. Dat werd laatst ook weer verteld in de documentaire “In het atelier van Mondriaan “ uitgezonden tijdens het AVRO programma Close up ( 4 oktober).  Eerder had ik gelezen wat zijn goede vriend Oud daarover schreef. “Ik heb hem meegemaakt, terwijl hij op de moderne muziekritmen van destijds (jazz vooral), waarop hij zo bizonder gesteld was, danste met een bewegelijk meisje, terwijl hij, steeds het muziek-ritme volgend, zijn eigen ritme er tussen door scheen te produceren. Weggemijmerd, tòch in de maat,voortdurend correct, maar feitelijk een esthetische of liever een veresthetiseerde dans-figuur scheppend: een ‘abstracte’ dans-figuur, zou men willen zeggen. Het kan geen genoegen geweest zijn voor het meisje om zo ‘geestelijk-vervoerd’ mee te moeten golven over de dansvloer temidden van het normale gewriemel, waarin de anderen hun pleziertje vonden. Hij voelde dit zelf ook, want later stelde hij het meisje – naar zijn vermogen: rijkelijk! – schadeloos voor de tijd, die ze eraan besteed had. ‘Ze had misschien iets anders van ons verwacht’ zei hij dan goedig en wereldwijs achteraf.”(blz 62 in ‘Mondriaan’ van L.J.F. Wijsenbeek en J.J.P Oud, Phoenix Pockets, 1962)
In de documentaire zei men dat Mondriaan houterig danste. Dat is een wat onvriendelijkere beschrijving dan die zijn vriend hier boven geeft.
Hij danste in ieder geval niet om zich uit te leven terwijl dat nu juist het nieuwe was aan de moderne dansen zoals die op jazz muziek. Conservatieven noemden de moderne muziek en het bijbehorende dansen dan ook vaak verderfelijk. Daar hadden ze geen ongelijk in als ze daarmee bedoelden dat het een lust was om je te bewegen op dergelijke muziek.


 Je kunt afvragen waarom Mondriaan nou net van die verderfelijke – lust opwekkende - muziek hield terwijl hij er zich niet in uitleefde met een vrouwelijke partner maar het ‘veresthetiseerde’. Zijn vriend Oud weet het ook niet goed. In de onderstaande passage zoekt hij naar een verklaring en uitleg van het ‘houterige’ dansen van Mondriaan.
“Vermoedelijk betekende de dans voor hem al een opbouwen van spanningen, zoals hij dit in zijn doeken deed door middel van lijn en kleur.Het horizontaal-verticaal van zijn schilderijen zette hij, al dansend, om in bewegingen haaks-op-elkaar. Met iets star-verrukts in zijn trekken, als een tot leven gewekte automaat, schoof hij over de dansvloer” (idem blz.62).
Vervolgens legt Oud uit dat zijn vriend eigenlijk alles slechts wilde ‘afbeelden’ zonder eigen artistieke interpretatie. Oud komt dan tot de slotsom dat Mondriaan “het hele leven van die tijd – en dat van deze tijd, dat er op overeenkomstige wijze een voortzetting van is – in een bestaan van een hogere orde heeft omgezet, dat haast een religieuze glans verkreeg.”
Dat Mondriaan’s schilderen een haast religieuze activiteit was, verbaast me niet. Wie met zoveel toewijding en financiële offers bleef schilderen – Mondriaan heeft grotendeels in armoede geleefd - moet wel met een hogere orde bezig zijn geweest dan met de orde van de dag.
Ik denk wel dat hij, als ik naar zijn laatste schilderijen kijk die hij in New York heeft gemaakt, tot het besef is gekomen dat een puur geestelijk leven, een geësthetiseerd leven een dimensie uiteindelijk tekort doet aan het leven zelf. Ik zie in zijn Victory Boogie Woogie iets terug van het leven zelf dat immers beweging is. Vandaar dat ik deze Lady Victory Boogie Woogie/Bossa Nova met liefde en plezier aan hem opdraag.