Gisterenavond naar de film “Lost City” van Andy Garcia (Havana
1956) op dvd gekeken. De film speelt zich af in Havana in het laatste jaar
van dictator Batista (1958) en het begin van de machtsovername van Fidel Castro
en zijn maatje Che Guevara (1959). Een goede film al komt ie maar traag op
gang. Hij eindigt met het democratisch failliet van de revolutie en het vertrek
van de oudste zoon naar New York. Een Cubaans drama met veel muziek, liefde en
naïeve passie voor de revolutie ondanks de waarschuwingen van de pater
familias.
Toen ik in 1966 ging studeren kreeg de passie van de
Cubaanse revolutie ook vat op mij net als op veel medestudenten,
wetenschappelijke medewerkers en intellectuelen waaronder uiteraard onze
nationale schrijver Mulisch. Jaren lang was ik geabonneerd op het Cubabulletin
dat werd uitgegeven door Maria Snethlage die het ook vol schreef en stencilde
en per post verstuurde. Dat was andere koek dan een pagina bijhouden op
Faceboek.
Maar waarom viel ik indertijd voor een revolutie op een
eiland heel ver weg in de Caraïbische zee waar ik nooit was geweest, er niemand
kende en zelfs de muziek onbekend was voor me? Hoewel lid van de linkse kerk,
wie was dat niet in de jaren zestig, was ik geen dogmatische ideoloog. Het
moest allemaal wel een beetje speels blijven met tijd voor liefde en
vriendschap, muziek met bijbehorende happenings, wietavonturen, vakantiewerk enz.
Ik denk dat de Cubaanse revolutie iets beloofde waar ik toen
maar al te graag in wilde geloven, namelijk een nieuwe mens en een nieuwe
maatschappij van liefde, waar onderdrukking en armoede voortaan verleden tijd
zouden zijn. Ik geef het toe, een romantische droom maar wat is een jeugd
zonder romantiek?
Pas aan het begin van de jaren zeventig toen Castro de
kinderen van zijn eigen revolutie begon op te eten, zag ik dat mijn droom
kinderachtig en naïef was. Mijn
liefde voor de revolutie maakte daarop plaats voor boosheid op Fidel Castro en
zijn maatjes die mijn droom hadden misbruikt om hun dictatuur te rechtvaardigen
en zich het leven van de Cubanen toe te eigenen alsof het hun en niemand anders
toebehoorde.
Voor mij nooit geen revolutie meer zonder de garantie van
democratische waarden als vrijheid van vereniging, meningsuiting, rechtsstaat
enz. In goede bedoelingen alleen geloof ik nooit meer net zo min als de pater
familias in de film die zijn zoons waarschuwde voor een politieke revolutie
zonder democratie.
Zo herkende ik mezelf ook een beetje in de film. Ik zou
misschien wel net zo naïef zijn geweest als twee van zijn zoons die de kant van
de revolutie kozen. Een stierf tijdens een heldhaftige maar ondoordachte aanval
op dictator Batista. De ander pleegde zelfmoord toen hij klem kwam te zitten
tussen loyaliteit aan zijn familie en aan het communisme. Gelukkig heb ik die
keuze nooit hoeven te maken.