donderdag 19 januari 2012

HENK CEASAR BLEKER


Wat is de beste methode om te voorkomen dat een politicus nog verder doorstoot naar de macht? Een karikatuur van hem of haar maken of net als de Volkskrant een artikel publiceren waar hij of zij van harte wordt aanbevolen aan het publiek?

dinsdag 17 januari 2012

FNV WEG ER MEE.

 
FNV weg er mee. Dat heb ik niet verzonnen maar het FNV zelf. Ik kon mijn oren en ogen niet geloven toen ik vernam dat de top van de FNV tijdens een weekendje weg op de heide onder leiding van twee conflicttherapeuten had besloten om zichzelf op te heffen en meteen De Nieuwe Vakbeweging op te richten. Let op dat woordje nieuw. Vanaf mijn derde jaar heb ik een paar keer een nieuwe fiets gekregen. Voor mij was hij nieuw maar het was een oude fiets, gemoffeld door onze fietsenmaker. We krijgen dus straks een gemoffelde FNV.

Hoe kan het dat in Nederland de topleiders van een organisatie met 1,4 miljoen leden niet in staat is om een intern conflict zelf op te lossen? Ze moeten me het bij de FNV maar niet kwalijk nemen maar dat is toch gebrek aan leiderschap? Dat dit gebeurt in landen met nog maar weinig ervaring met democratische instellingen kun je verwachten maar dat dit in een land als Nederland met zijn lange democratische traditie, zijn hoog opgeleide bevolking en stabiele structuren ook mogelijk is, had ik toch niet kunnen denken. Misschien zijn we wel hoog opgeleid maar ontbreekt het aan bestuurlijke wijsheid?

Al even verrassend is dat een buitenstaander, de PvdA politica en Tweede Kamerlid Jette Klijnsma, gevraagd is door de conflicttherapeuten om de oprichting van De Nieuwe Vakbeweging (wordt dat afgekort tot “De NV”?) voor te bereiden. De FNV kan dus ook op dat vlak niet haar eigen boontjes doppen. Maar goed dat de FNV niet genoteerd staat op de Amsterdamse beurs want niemand zou nog een cent geven voor het aandeel.

Jette Klijnsma vroeg ondertussen om bedenktijd terwijl ze bekende zelf geen vakbondsmeisje te zijn. Nou dat hoeft ook niet. Het is tegenwoordig héél trendy in Nederland om moeilijke klussen als reorganisaties, fusies en allerlei andere karweien waarbij mensen moet worden uitgelegd dat ze helaas aan kant moeten worden geschoven, over te laten aan buitenstaanders, interim managers geheten. Die maken goed betaalde vuile handen. Daarna kan de leiding weer met schone handen verder. Moeilijk leiderschap wordt in Nederland meer en meer uitbesteed. De kosten daarvoor te betalen door de werknemers en de belastingbetalers.

Ondertussen zijn de leden van de commissie van goede diensten bekend: een SP senator, twee oud FNV bestuursleden en een deeltijdse beleidsadviseur van CNV Vakmensen. Onder voorzitterschap van Jette Klijnsma zijn zij de kwartiermakers voor het congres ter oprichting van ‘De NV’. Het is natuurlijk verstandig dat er een SP’er in de commissie is opgenomen. Die partij speelt immers een grote rol in de FNV. Dat is een van de problemen waar de FNV mee worstelt. Sinds de opkomst van de SP loopt er een stevige breuk in Links Nederland die tijdens het conflict over de pensioenregeling onoverbrugbaar werd. Of je die breuk oplost met een vlucht vooruit door een nieuwe vakcentrale op te richten is dan nog maar de vraag.

Waarom een deeltijdse CNV’er in de commissie is opgenomen, is een beetje raadselachtig. Zijn er daar dan toch plannen bij het CNV om ook aan de vernieuwingsdrang mee te doen onder het motto alles beter dan het oude? Het zou kunnen want ook daar slaat de twijfel over de toekomst toe. Net als de PvdA, de natuurlijke partijpolitieke partner van de FNV, dreigt ook het CDA, de natuurlijke partijpolitiek partner van het CNV, de status van politieke dwerg te krijgen. En net als in de PvdA luistert men ook in het CDA niet zo goed meer naar de vakbeweging. Bovendien zijn er ook in het CNV meningsverschillen over de pensioenen en kent het ook een leiderschapscrisis.

Klijnsma zei te verwachten dat de commissie rond een mei, ze vindt dat een mooie datum, met de plannen voor ‘De NV’ zal komen. Traditioneler dan een mei – de dag van de arbeid - kun je als vakbond niet zijn. Ik ben benieuwd wat het wordt.

maandag 16 januari 2012

PIET MONDRIAAN TE BIECHT IN BRABANT

Het huis van Mondriaan in Uden in 1904. Voor het huis staat zijn vriend Albert van den Briel. Mondriaan was op zijn aandringen naar Uden gegaan om er tot rust te komen. De foto komt uit het hieronder genoemde boek van Harthoorn.
De twee grote schilders Vincent van Gogh en Piet Mondriaan delen naast hun verre voorouders (zie mijn blog 'Vincent van Gogh en Piet Mondriaan zijn familie' ) ook nog een Brabantse toets. Van de twee heeft Vincent de grootste toets. Per slot van rekening werd hij als zoon van een dominee geboren in het Brabantse Zundert (1853) waar hij tot zijn zestiende woonde.  Na veel omzwervingen woont hij weer even bij zijn ouders in Etten. Van 1883 tot 1885 woont hij in Nuenen, eerst bij zijn ouders later zelfstandig.  Enkele schilderijen en tekeningen uit zijn Brabantse tijd zijn wereldberoemd geworden waaronder ‘De aardappeleters’ (1885) een van de bekendste is.

Piet Mondriaan werd geboren in Amersfoort (1872) als zoon van een Christelijke onderwijzer. Mondriaan was al net zo onrustig als van Gogh, maar in tegenstelling tot van Gogh verhuisde Mondriaan vooral binnen Amsterdam. Hij komt pas op 32 jarige leeftijd (1904) op aanraden van zijn levenlange vriend Albert van den Briel terecht in het Brabantse Uden. Mondriaan zou als gevolg van artistieke mislukkingen, steeds sterker wordende geloofstwijfel (hij had in 1839 nog belijdenis gedaan voor de Gereformeerde Kerk in Amsterdam)  en politiek avonturisme (links radicaal en anarchistisch) in een wat men met een deftig woord existentiële crisis zou kunnen noemen, terecht zijn gekomen. 

Plattegrond van het huis van Mondriaan in Uden getekend door Albert van den Briel. De foto komt uit het in de blog genoemde boek van Harthoorn.
 Albert van den Briel had Mondriaan in 1899 in Amsterdam leren kennen. Negen jaar jonger dan Mondriaan en student in de medicijnen en biologie. Zijn ouders woonden in Amsterdam maar waren beiden Brabander. Vader kwam uit Gemonde en moeder uit Helmond. Ook Albert was in Brabant, in Aalst geboren. Mondriaan kwam graag en veel bij de familie van den Briel thuis. De vriendschap tussen Albert van den Briel en Mondriaan zou tot 1938 heel hecht blijven. Na de Tweede Wereldoorlog was Albert van den Briel voor de mensen die meer over Mondriaan en zijn leven wilden weten de aangewezen persoon. Verschillende bewonderaars onder wie de Franse kunstenaar M. Seuphor en de Haarlemse verzamelaar J.M.Harthoorn voerden een uitgebreide correspondentie met Van den Briel. Tot aan zijn dood in 1971 bleef Van den Briel huiverig al te persoonlijke details te vertellen en nooit gaf hij iemand gelegenheid de door Mondriaan aan hem geschreven brieven in te zien. Bij zijn dood bleek hij de correspondentie zo goed als geheel vernietigd te hebben. ( Mary Winters, Brabants Dagblad 25 mei 1994 te vinden op www.mondriaan.org

In hetzelfde artikel lees ik dat Mondriaan op 18 januari 1904 in Uden aankwam. De volgende dag liet hij zich inschrijven als Pieter Cornelis Mondriaan, geboren 7-3-1872, Amersfoort, van beroep kunstschilder. “Bij zijn aankomst had hij waarschijnlijk zelf nog niet een vast omlijnd idee over de duur van zijn verblijf. Het zou een vol jaar worden, op 27 januari 1905 vertrok 'Piet de schilder', voorzien van een grote hoeveelheid aardappelen, uit Brabant om weer in de grote stad, in Amsterdam zijn intrek te nemen.”
Het tweede huis links is waar Mondriaan woonde. Het is vlakbij de toenmalige tramhalte in Uden. de foto komt uit het hier genoemde boek van Harthoorn.
Volgens Harthoorn is deze Brabantse periode voor Mondriaan “van groot belang geweest bij het vinden van een bepaalde stabiliteit. Hier, in Uden en omgeving, vond hij mogelijkheden om ene nieuwe levensinspiratie te vinden.” Volgens Harthoorn waren de belangrijkste figuren in zijn Brabantse tijd Johannes Verkuylen en zijn vrouw: “Zij waren het die M. van zijn zwarte neerslachtigheid verlosten.” Van den Briel schreef daarover aan Harthoorn dat M. dat hele jaar moeilijke dagen had.”Hij sprak dan nogal over de dood en Hanneske van Dinther (de dorpse bijnaam van Johannes Verkuylen) vertelde me dat dan later met een bezorgd gezicht.”

Verrassend om te lezen bij Harthoorn is dat volgens hem “de kennismaking met de Rooms-Katholieke levensbeschouwing een grote rol speelde in de nieuwe levensinspiratie die Mondriaan vond. Het belangrijkste in deze godsdienst was voor Mondriaan het zonde-begrip. Hij raakte ervan overtuigd dat hoe groot de zonde of schuld ook mag zijn, vergiffenis van God altijd mogelijk is en dat deze de mens in staat stelt een nieuw, herboren leven te beginnen. De vergiffenis en kwijtschelding van zonde die in de Calvinistische leer het gehele leven lang meegedragen wordt en waarvan bevrijding pas na de dood geschied, kan in de Rooms-Katholieke leer aanleiding zijn tot een vernieuwd, herboren leven. Geestelijke vernieuwing en ontstijgen aan de oude levenssituatie is daardoor steeds mogelijk. Deze eeuwige vernieuwingsbeweging wordt door Mondriaan sinds zijn tijd in Uden als het belangrijkste levensbeginsel gezien.” (blz. 37 in J.M. Harthoorn, Mondrian’s creative realism, tableau Mijdrecht 1980)

zondag 15 januari 2012

HOE LANG MOET IK NOG WERKEN?

Don Raymundo bleef tot aan zijn dood op 90 jarige leeftijd werken in zijn timmerschuurtje.
Hoe lang moet ik nog werken, zo vragen veel mensen zich af. Ik zelf had me voorgenomen tot mijn 65ste te werken bijzondere omstandigheden daar gelaten. Dat lukte me niet. Er werd gereorganiseerd en ik moest tegen wil en dank vertrekken. Ook toen ik bereid was over te schakelen op een parttime baan met een bijbetalingsregeling van de Vlaamse overheid. Dat verwacht je niet van een vakbondswerkgever.

Maar ik mag niet klagen. Integendeel, ik kreeg de kans om kort na mijn brugpensionering verder te werken aan internationale projecten. Natuurlijk niet voltijds maar dat hoeft ook niet. Sinds mijn brugpensioen ben ik aan mijn derde leven begonnen en daar ga ik sinds mijn AOW gewoon mee door.

Ik kan eindelijk ook  aandacht en tijd besteden aan mijn hobby’s die ik als mijn nieuwe baan beschouw. Ik heb daarin dan ook een zekere regelmaat en zelfdiscipline. Ik neem het serieus zonder fanatiek te zijn.  Ik hoef immers geen carrière meer te maken en er ook niet mijn inkomen mee te verdienen. Dat brengt naast de zelfdiscipline een zekere vrijheid met zich mee. Ik kan ontspannen geconcentreerd zijn op wat ik doe. Ik kan je verzekeren dat de arbeidsvreugde daardoor wordt verhoogd.

Portret van Don Raymundo voor zijn timmerschuurtje. Achter hem hangt een foto van zijn geliefde revolutionaire held
Nu zul je denken dat ik gemakkelijk praten heb. Dat is ook zo, maar ik ken toch mensen die net zo makkelijk praat hebben als ik maar er niet in slagen om van hun verworvenheid vrijheid wat te bakken. Ze vallen in een zwart gat van verveling en weten zich geen nieuwe, parttime kansen te scheppen. Ze zijn niet gemotiveerd om wat aan te pakken. Waar het aan ligt? Ik zou het niet weten. In ieder geval verzuurt hun creativiteit in het vat. Hun levensvreugde kan nog slechts met kunstmatige middelen overeind gehouden worden. Geld en vrije tijd is dus niet altijd alles.

Sterker nog de vader van mijn Mexicaanse vriend is tot aan zijn dood op 92 jarige leeftijd blijven werken. Die man heeft wat je noemt zijn hele leven zwaar werk gedaan. Als keuterboer moest hij zelf zijn her en der verspreide stukjes grond omploegen met paard of os, zelf zaaien en oogsten. De maïsoogst zou het enige inkomen van het gezin geweest zijn als hij geen timmerman was geworden.

Hij maakte kastjes, tafels en stoelen voor zijn arme dorpsgenoten. Bepaald geen verfijnde meubeltjes maar stevig en degelijk op het lompe af zodat ze lekker lang mee gaan. Alles met de hand. Toen eind jaren zeventig het dorp eindelijk aangesloten werd op het elektriciteitsnet was zijn eerste aanschaf een elektrische cirkelzaag. Gelukkig konden zijn kinderen na verloop van tijd het leven van hem en zijn vrouw wat verlichten door af en toe financieel bij te springen. Niettemin is hij tot aan zijn dood op het land blijven werken en in zijn timmerschuurtje.

Misschien dat het aan het vak timmerman ligt maar ome Jan, geen oom van mij maar van mijn vader, is ook tot bijna aan zijn dood op tachtigjarige leeftijd blijven timmeren in zijn werkplaats. Als iemand in de familie een huis bouwde dan hielp ome Jan met deuren en ramen maken en als het niet al te ingewikkeld was zelfs een trap. Trouwens veel van mijn bouwvakooms zijn blijven bijklussen. Ze bleven daardoor bij de hand en verdienden op die manier een aanvulling op het pensioen zodat het op vakantie net iets meer kon zijn. Zal dat straks allemaal nog kunnen zonder dat onze kinderen ons wat moeten toestoppen zoals bijvoorbeeld  in Mexico?