zaterdag 23 februari 2013

VOORUITSTREVENDE KUNST

Peter Doig 1959, The red house 1995-1996, Gemeentemuseum Den Haag (eigenaar Kreuk). Kreuk zegt over dit schilderij in het interview: Moet je zien hoe goed dat huis geschilderd is. Hoe mysterieus de de schimmen op de voorgrond zijn. En hoe dat berkje de compositie precies in tweeën deelt. Het is zo'n verschrikkelijk mooi werk.”

De goden zijn me gunstig gezin. Schrijf ik wat over de rol van kunstverzamelaars op de kunstmarkt en in de musea, lees ik een interview met kunstverzamelaar Bert Kreuk.(NRC Handelsblad van 21/22 februari, blz.23) Aanleiding voor het interview is een aanstaande tentoonstelling van werken uit Kreuk's verzameling in het Gemeentemuseum Den Haag. De samenwerking tussen het Gemeentemuseum en Kreuk is begonnen in 2009 toen Kreuk een Mondriaan langdurig in bruikleen gaf aan het museum. Het Gemeentemuseum kan zich niet veroorloven wat Kreuk als voormalig zakenman wel kan, namelijk het aankopen van hedendaagse kunst. Het Gemeentemuseum heeft daar doodeenvoudig het geld niet voor.

Hoe is Kreuk tot zijn verzameling gekomen? 'Bij kunst ga ik op mijn instinct af' zo luidt het citaat tevens de kop van het artikel. Verderop lezen we dat Kreuk een autodidact in de kunsten is, niet uit een artistiek nest komt en altijd met zijn bedrijf bezig was. Toch heeft hij nooit de behoefte gehad zich door kunstexperst te laten adviseren. Bovendien is de ambitie van Kreuk, zo zegt hij, een collectie van internationale allure te vormen. Niets minder dan dat. Kreuk wil geen kleine jongen zijn in de kunstwereld, zoveel is wel duidelijk.

Hoe Kreuk dit aanpakt, lezen we in het volgende citaat van hem. “Het is mijn collectie. Ik laat me ook niet leiden door dealers die zeggen: dit moet je kopen. Ik ga vooral op mijn instinct af. Noem het een gut feeling.Ik kan binnen vijf seconden zeggen of iets authentiek is of niet. Dat is mijn criterium. Ik moet een kunstwerk niet kunnen associëren met een andere kunstenaar. Dan koop ik het niet.” Me dunkt, dit zijn woorden van een zakenman die gewend is zijn collega's af te troeven. Wat ik me bij een instinct voor kunst moet voorstellen en bij authentiek, weet ik niet. Het lijken me geen gemakkelijke zoekcriteria. Waarom een kunstwerk van de ene kunstenaar niet zou mogen verwijzen naar dat van een andere kunstenaar, weet ik ook niet. Onze kunstbeschaving is een bouwwerk waar velen aan hebben meegewerkt en nog werken dan kan verwijzen toch geen kwaad, zou je denken.

Ik ken Alex Israel niet dus heb ik wat opgezocht over hem op internet. Ik kwam terecht op een blog van GalleristNY met de titel "Who is Alex Israel, and why should I care?", "The artist as talk-show host;with a debt to Warhol." De blog begint als volgt : "Alex Israel is a youngish L.A. artist whose pastel-color panel paintings look like the sets of ’80s porn flicks; they’ve been selling like hotcakes at chic galleries in Paris and Berlin. I tried to see his recent one-man show at the übercool and cutting-edge Lower East Side gallery Reena Spaulings Fine Art, but the gallery is so übercool and cutting edge that, on the Friday afternoon I chose for my visit, it wasn’t even open." De rest van de blog is ook de moeite van het lezen waard.
Ik lees dat het bij hem ook gaat om de boodschap die een kunstwerk uitdraagt. “Het hoeft niet alleen een mooi plaatje te zijn, de intentie is het belangrijkst. Een kunstwerk moet prikkelen, ontregelen. En het moet vooruitstrevend zijn. Bij alle aankopen die ik doe, vraag ik mij af: doet dit er over vijf jaar nog steeds toe?” Ik heb geen idee wat een 'vooruitstrevend' kunstwerk zou zijn? Is dat geen synoniem voor 'hedendaags' want tegenwoordig beschouwen we ons vergeleken met het verleden als 'vooruitstrevend'.

Gezien het bovenstaande is het interessant te weten bij welke onbetaalbare kunst Kreuk met zijn criteria is uitgekomen. De NRC verslagggever laat ons in ieder geval al weten dat “de expositie een kennismaking betekent met kunstenaars die in de VS allang zijn doorgebroken maar in Europa nog nauwelijks getoond zijn, zoals Alex Hubbard, Alex Israel of Mark Bradford”. Gemeentemuseum directeur Benno Tempel zelf laat de lezer weten dat “ de musea in Nederland de boot nogal gemist hebben als het gaat om het tonen en aankopen van de hedendaagse kunst. Kijk naar Jeff Koons en Damien Hirst, die zijn door Nederlandse musea niet of pas veel te laat aangekocht.”

Verzamelaar Kreuk, daarin gesteund door Gemeentemuseum directeur Benno Tempel, komt dus uit bij de erkende hedendaagse vooral Amerikaanse kunst, wat meteen ook verklaart waarom de aankopen zo duur zijn. De titel van de tentoonstelling is 'Grensverleggend. Werken uit de collectie Bert Kreuk', maar zo grensverleggend is de tentoonstelling dus ook weer niet, behalve dan voor Nederland. Maar het blijft natuurlijk wel de moeite waard om het straks allemaal toch met eigen ogen te gaan zien: 'Grensverleggend. Werken uit de collectie Bert Kreuk' te zien van 8 juni t/m 29 september in Gemeentemuseum Den Haag.



vrijdag 22 februari 2013

HET GELUK VAN DE EENZAME FIETSER

Petrus ,Het geluk van de eenzame fietser, potlood en acryl op papier. (56 x 76 cm)

donderdag 21 februari 2013

JOOST MAG WETEN WAT KUNST MAG HETEN (II)

De hierboven afgebeelde happening gebeurde op de kunstbeurs Art Brussels van 2010. Happenings dateren van de jaren zestig als ik het goed heb. Een happening is een instant kunstgebeuren. Ik heb geen idee waarom de hierboven gefotografeerde gebeurtenis een 'instant kunstgebeuren' zou zijn. Het zijn mannen die verondersteld worden aan het werk te zijn met een of andere buis maar dat zijn ze niet echt. Het is een doen alsof. Ik kan me voorstellen dat mannen die hun brood verdienen met het echte werken met buizen, zich ergeren aan dit doen alsof. Het is alsof er met hun werk gespot wordt. Of dat ook zo is, weet ik niet. Wat dan wel de betekenis is van deze happening weet ik ook niet. Misschien spelen met het absurde? Ik heb zulke mannen in ieder geval al heel vaak in het echt zien werken. De hier afgebeelde act voegt daaraan niets toe.  

Vroeger, voor de uitvinding van de fotografie, werd een kunstwerk – schilderij of standbeeld - getoetst aan de werkelijkheid: lijkt het portret op de geportretteerde, is het een geloofwaardig landschap? Kijkers waren verrukt als de afgebeelde stillevens net echt leken. Alsof je je hand maar hoefde uit te steken om de bloemen en vruchten te pakken. Zelfs schilderkunstig uitgebeelde fantasielandschappen, mythes, legendes en bijbelverhalen konden getoetst worden aan de ervaring van de werkelijkheid. Hoe meer ze aansloten bij die ervaring van de werkelijkheid – ook emotioneel (romantisch) – hoe meer ze gewaardeerd werden.

Schilderijen waren daardoor een onderwerp van gesprek ook voor de niet ingewijde, de leek en de buitenstaander. Naast de ervaring van de werkelijkheid was daar ook nog het gevoel van schoonheid. Een moeilijk te definiëren begrip maar niettemin een door iedereen gedeeld begrip. Schilderijen moesten in die tijd ook mooi zijn, ook al konden smaken verschillen. Dat verschil was dan eventueel onderwerp van gesprek of soms twist.

Zij die meer wisten van de kunst van het schilderen, konden het werk ook nog eens ambachtelijk beoordelen. Klopten de afmetingen, de perspectieven, de anatomie van de afgebeelde personen, de gebruikte verf, de verfstreken, het kleurengebruik enz. Hoe zit het met het (zon)licht en schaduw? Tot slot nog de kwestie van het thema en de gebruikte compositie. Kortom, er was een hele reeks ambachtelijke criteria beschikbaar aan de hand waarvan je een kunstwerk kon beoordelen zowel voor leken als gevorderden in de schilderkunst.

Kom daar nu eens om. Hoe beoordeel je een abstract werk? De ervaren werkelijkheid valt weg als toetsingscriterium. Wat met het criterium schoonheid? Je vindt het mooi of niet mooi, het doet je wat of het doet je niks, je ziet er wat in of niet. Als leek kun je nog slechts terugvallen op je eigen ervaringen en inzichten. Je allerindividueelste ervaring van schoonheid, ontroering, droefenis, vreugde enz. is de maatstaf geworden voor een modern kunstwerk. Maar die ervaringen verschillen nogal eens van persoon tot persoon dus is het praten erover niet gemakkelijk. “Smaken verschillen” zeggen we dan of “over smaak valt niet te twisten”. Zo is er ook een einde gemaakt aan het idee dat een kunstwerk mooi zou moeten zijn. Sinds Marcel Duchamp een omgekeerde urinoir tentoonstelde, mag kunst zelfs ordinair zijn en laag bij de gronds.De moderne kunst is zodoende voor leken, zeg maar de gewone man en vrouw grotendeels ongrijpbaar geworden voor een gesprek en dus ook moeilijk om te delen met anderen.

Dit opgezette tijgerjong met verband heb ik ook op Brussels Art 2010 gefotografeerd. Het verband wekt de suggestie dat het arme dier gewond is. Waardoor zou hij gewond geraakt kunnen zijn? Dat weten we niet. Zou hij gewond zijn geraakt door te wild spelen met zijn tijger broertjes en zusjes? Is vader tijger uit zijn slof geschoten of misschien wel moeder tijger? Of misschien is hij door mensen verwond? In dat geval zou dit tijgertje een protest kunnen zijn tegen het verwonden van onschuldige kleine tijgertjes en dieren in het algemeen. Als dat de bedoeling is, dan hebben we hier te maken met geëngageerde kunst van een geëngageerde (op de maatschappij betrokken) kunstenaar. Geëngageerde kunst is in de moderne kunst een stroming op zich. 

Een reddingsboei in de verwarring kan de titel van het kunstwerk zijn of nadere uitleg van de kunstenaar. Daarmee levert de kunstenaar zelf het criterium aan ter beoordeling van zijn eigen kunstwerk. Dat maakt het iets gemakkelijker om zijn werk te beoordelen. Je kunt je afvragen of het wel klopt wat de kunstenaar zelf over zijn werk beweert. Een kunstenaar kan allerlei bedoelingen met zijn werk hebben maar of wij die bedoelingen delen met hem en/of met anderen is maar de vraag. Doorbreekt zijn werk een maatschappelijk taboe zoals hij zegt, laat het kunstwerk ons een andere kant van de werkelijkheid zien, worden we door het kunstwerk geconfronteerd met een nieuwe waarheid, wordt de burgerij inderdaad geshockeerd door het kunstwerk enz.? Moderne kunst lijkt tegenwoordig meer om de uitleg (het concept) van de kunstenaar en zijn hofhouding van museum en galerie te draaien dan om het kunstwerk zelf. Moderne kunst is uitlegkunst geworden.

De kunstenaar kan daardoor in ieder geval voortaan alle kanten op met zijn werk. Er zijn geen maatschappelijke conventies die hem kunnen tegenhouden net zo min als er nog ambachtelijke conventies zijn. Integendeel zelfs, kunstenaars die de maatschappelijke en ambachtelijke conventies aan hun laars lappen, worden juist daarom alleen al gewaardeerd en hoog geacht.

Als buitenstaander en leek sta je dan natuurlijk wel met je mond vol tanden. Je weet niet wat je ervan vinden moet. Je bent niet thuis in de kunstwereld en in de kunstgeschiedenis dus kun je niet meepraten. Je eigen ervaringen met de werkelijkheid tellen niet meer mee als criterium, je gevoel voor schoonheid is ook geen criterium meer en de maatschappelijke conventies waarmee je bent opgegroeid, deugen ook al niet meer als het om moderne kunst gaat. Het kunstwerk kan letterlijk alle kanten op. Kunst is voor een buitenstaander een doolhof geworden.

Dit rozige beeldje op Brussels Art 2010 zou wel eens van de Amerikaanse kunstenaar Koons kunnen zijn. Hij is immers gespecialiseerd in kitsch van de burgerman. Wat kitsch is laat zich moeilijk uitleggen maar het draait om afbeeldingen die verwijzen naar vluchtige gevoelens en aan de oppervlakte liggende sentimenten. Koons en vele andere kunstenaars lijken hiermee de draak te steken. Is dat hun manier om de burgerman en vrouw te bekritiseren? Ik weet het niet. Ik verdenk ze er wel eens van dat ze zelf ook wel graag in zulke gevoelens zwijmelen maar dat ze uit intellectuele schaamte er een intellectuele draai aan geven om zo alsnog te rechtvaardigen dat ze er mee bezig zijn.

Om het allemaal nog moeilijker te maken dan het al is, is ook het gemeenschappelijke verhaal verdwenen. Zo'n gemeenschappelijk verhaal bestond vroeger vooral uit bijbelverhalen gesteund door een algemeen aanvaard godsbesef. Zelfs toen Christenen onderling begonnen te bekvechten over het ware geloof, bleven de gemeenschappelijke bijbelverhalen overeind. Protestant, Katholiek, of Orthodox maakte niet uit, de verhalen bleven hetzelfde met alleen hier of daar een ander accent. Wie in een Russisch Orthodoxe kerk de muurschilderingen bekijkt zal daar dezelfde verhalen en personages afgebeeld zien als bijvoorbeeld in een Italiaanse kathedraal. Alleen de schilderstijl is anders.

Nu is er zo goed als geen gemeenschappelijks verhaal meer. Er zijn tientallen verschillende verhalen. In de moderne kunst van het begin van de 20ste eeuw wordt de mens op zichzelf teruggeworpen of is juist helemaal zichzelf geworden, het is maar hoe je het bekijkt. Voor dat gemeenschappelijk verhaal is de (Westerse) kunstelite in de plaats gekomen. Zij leveren ons met hun musea, galeries, kunstbeurzen, verzamelaars en veilingen tezamen met de kunstenaar hun verhaal, het ongewone verhaal, de artspeak, de concepten enz. mét de bijbehorende marktprijzen. Bij gebrek aan een gemeenschappelijk verhaal en gemeenschappelijke criteria -ambachtelijk of maatschappelijk – is er een grote kloof ontstaan tussen kunst met een grote K en de leek of de gewone man. De gewone man ervaart de Grote Kunst als intimiderend en daarom denkt hij er in stilte maar het zijne van.

woensdag 20 februari 2013

JOOST MAG WETEN WAT KUNST MAG HETEN ( I )

De titel van dit kunstwerk dat ik op de Brussels kunstbeurs (Brussels Art) in 2009 heb gefotografeerd heb, weet ik niet. Maar het zal duidelijk zijn dat we hier te maken hebben met kunst die wil shockeren, de burger wil wakker schudden of iets dergelijks. Kwajongens kunst zou ik het willen noemen.

Het is een klemmende vraag in onze tijd. Joost mag weten wat kunst mag heten en wat niet? Veel mensen worstelen met die vraag. Het lijkt er op dat alles beeldende kunst is. Je verzint maar iets met pakweg theezakjes, bruin gebakken drollen of doodgewoon afval, je neemt dat vervolgens mee naar een liefst gerenommeerd museum dat je ervan weet te overtuigen dat je theezakje, drol of afval van een vernieuwd inzicht in kunst en maatschappij getuigt en daar heb je je tentoonstelling. Als je dat nog een paar jaar weet vol te houden dan heb je rond je dertigste een prestigieuze overzichtstentoonstelling. Daarna kun je voor de rest van je leven genieten van je status van grote kunstenaar die zijn tijdgeest prima heeft begrepen. Een druk bezochte begrafenis zal je kunstenaarsleven vervolgens waardig afsluiten. Je erfgenamen leefden daarna nog lang en gelukkig.

Het is duidelijk dat musea de eerste viool spelen als het gaat om kunst. Wat in een museum hangt, is erkende kunst. Op de tweede plaats komen de kunstgaleries. Als je eenmaal in een galerie hangt, dan ben je op zijn minst op weg een erkende kunstenaar te worden. Of je een groot erkend kunstenaar bent, hangt dan weer van het soort museum of galerie af en natuurlijk de prijs die betaald wordt voor je werk. Zo speelt de markt ook zijn rol. Tussen de kunstgalerie en de markt zit dan nog de kunstverzamelaar. De kunstenaar wiens werk verzameld wordt, is op zijn minst op weg naar erkenning. 

Dit kunstwerk heb ik eveneens gefotografeerd op Brussels Art 2009. Kunst als een manier om het alledaagse -een dart bord - ongewoon te maken om ons onwetenden aan het denken te zetten of een oeh en aah reactie uit te lokken. Deze kunstvorm is afgeleid van het omgekeerde urinoir (R.Mutt, 1917) die Marcel Duchamp uit baldadigheid als zijn bijdrage aan een tentoonstelling instuurde. Readymades worden dergelijke kunstwerken genoemd. Duchamp bedoelde zijn inzending als een protest tegen de kunstpausen. Ik zou het daarom baldadige kunst willen noemen.
Zo hebben we al vier factoren die bepalen wat kunst is: musea, kunstgaleries en verzamelaars met als belangrijke scheidsrechter de kunstmarkt. Op die markt wordt aan de hand van de betaalde prijs vastgesteld hoe 'groot' kunstenaar en zijn kunst zijn. Elk van die vier factoren kan onderverdeeld worden in categorieën. Je hebt op de eerste plaats de musea, galeries en verzamelaars die wereldwijd buiten elke categorie vallen. Zij zijn zo belangrijk dat hun kunstopvattingen boven elke twijfel verheven zijn.

In Nederland zou je tot die categorie Het Rijksmuseum kunnen rekenen.Het Van Gogh museum is de maximale wereldautoriteit als het gaat over alles wat met van Gogh te maken heeft. Na deze 'dehors de la classe' categorie volgen een eerste, tweede en wie weet een derde categorie. Op dezelfde manier kun je ook de galeries indelen, de verzamelaars en de markten (veilingen en beurzen). Hoe hoger een kunstenaar erin slaagt om bij een van deze vier categorieën binnen te komen, hoe meer kans hij heeft om uiteindelijk tot alle categorieën op het hoogste niveau door te dringen. Zijn kostje is dan gekocht.

Dit neonschrift op Art Brussels is van een ongekende brutaliteit. De kunstenaar verklaart zijn reclame opschrift tot kunstwerk en hangt er meteen een prijskaartje aan. Deze kunstenaar neemt niet eens de moeite om naar een andere (pseudo) waarde te verwijzen dan zijn eigen marktwaarde. Dit is een vorm van hogere tweedehands auto verkoop die zonder enige twijfel de naam 'brutale kunst' verdient en dat is natuurlijk weer een kunst op zich afgekeken van marketing technieken 
Kritische lezertjes zullen zich afvragen of dit volstaat om uit te maken wat kunst is en wat niet. Ik denk van niet. Kunst is meer dan wat officiële kunstpausen van musea, galeries en aanverwante kunsthandelaren als kunst aanbevelen. Zo kun je je afvragen of kunst niet aan inteelt lijdt. De kunstpausen (galeriehouders, museum conservatoren, kunstcritici, verzamelaars van standing enz.) en paleizen spelen elkaar de bal toe waarbij ze nogal eens een voor de buitenstaander onbegrijpelijk kunsttaaltje gebruiken (zogenaamde  'artspeak', een variant van 'newspeak' uit de roman “The brave new world” van Aldous Huxely *) overgoten met een sausje van (pseudo) filosofie, psychologie of zelfs religie.

Dergelijke artspeakers, kunstenaars zelf maken zich er net zo schuldig aan als hun bemiddelaars in musea, galeries en op beurzen en veilingen, zijn soms hondsbrutaal en bedienen zich nogal eens van bluf. Wat dat betreft zijn ze hetzelfde als tweedehandsautoverkopers maar dan als het ware op een hoger niveau. Maar je moet daarbij bedenken dat hoe hoger het niveau hoe groter de grootspraak. Het sprookje van 'de kleren van de keizer' is op dit punt illustratief. Je moet dus heel erg op je hoede zijn als het om kunst gaat. Meer nog dan vroeger omdat moderne kunst zich heeft onttrokken aan elke vorm van beoordeling. Maar daarover meer in deel II.

* Diederik Kraaijpoel wijdt in zijn essay 'Genieten' een kleine paragraaf aan  'artspeak'. Zie 'Niet alles is kunst' van  Diederik Kraaijpoel, Willem L.Meijer en Lennaart Allen, Aspekt monografie, 2010, blz.18 e.v.

dinsdag 19 februari 2013

HULLIE EN WELLIE

HULLIE

Is Nederland een rancuneus land aan het worden? Je krijgt wel de indruk. Maar het kan natuurlijk aan de media liggen. Althans dat vinden vrienden van me. Ze vinden dat Nederlanders heel aardige mensen zijn behalve die in de media. De media-Nederlanders zijn drammers die altijd op zoek zijn naar de schuldigen. De teneur is dat Barbertje moet hangen en zoals dat hoort in Nederland maken we geen verschil. In beginsel kan iedereen hangen, van koning tot zwerver, van burgemeester tot vuilnisman.

Dank zij de media hebben we de laatste jaren heel wat schuldigen leren kennen: Europa, de banken, SNS Reaal, ABN AMRO, ING, RABO, Griekenland, Brussel, Den Haag, Berlusconi, Papandreou,Geert Wilders, De PvdA, Roemer, Amerika, De media, De Chinezen, Rutte, De vakbonden, De ouderen, Bankiers, Speculanten, Vijftig plussers, Werkgevers, Multinationals, Microsoft, Shell, Oliemaatschappijen, De NS, De Walen, Het aardgas, De Euro, De Horeca, Cees Verhoeven, AH, Rijkman Groenink, De mens, Bouwfraude, Talibaan, De Paus, Het koningshuis, De kerk, Israël, Hezbollah, Hamas, Bankgeheim, Hackers, Obama, Bush, Wouter Bos, Balkenende, Woekerhypotheken.

Ondanks de lange lijst aan schuldigen, was ik volgens mijn jongste broer toch een schuldige, misschien wel dé hoofdschuldige, vergeten: dat zijn hullie. Wie is hullie? Hullie is iedereen behalve wellie. Wie zijn wellie? Wellie is een samentrekking van wij en ons samen, zoals hullie een samentrekking is hun en jullie. Hullie is Noord Brabants, tenminste ik ken het uit Oss. Wellie is Vlaams Brabants, althans ik ken het uit Londerzeel. Brabanders hebben dus hun eigen woord voor schuldigen en onschuldigen.

Het is heel natuurlijk (menselijk) dat iemand de schuld moet hebben van de ellende. Vroeger waren dat het kapitalisme, het imperialisme en het neo-kolonialisme. Maar wie zijn dat? Met het neo-liberalisme en de globalisering hebben wellie de individuele verantwoordelijkheid van hullie ontdekt.

Hullie zijn de schuldigen. Wellie zijn de slachtoffers. Zo simpel is het. Daarom willen wellie schadevergoeding van hullie. Hullie moeten betalen. Dan beseffen hullie tenminste wat hullie wellie hebben aangedaan. Wellie krijgen het druk om hullie voor de rechter te slepen. Is het niet goedschiks dan kwaadschiks maar wellie zullen hullie het vel over de neus trekken.

Er is ook nog een “zullie”, “zellie”, gellie en gulle maar die bewaren we voor een andere keer.

maandag 18 februari 2013

MOORD OP MALEVITSJ

PETRUS, Het Nieuwe Icoon (moord op Malevitsj), olieverf en acryl op canvas (50 x 60 cm exclusief lijst)

Een figuurlijke moord want de Russische avantgardist Kazimir Malevitsj (1878), uitvinder van het suprematisme, is sinds 1935 dood. Ik pleeg een moord op wat hijzelf als een icoon van de moderne kunst beschouwde en het daarna ook geworden is. Ik bedoel zijn zwarte vierkant op een wit vlak waarvan hij in 1915, vlak voor de Grote Communistische Revolutie in zijn land, de eerste versie presenteerde. Dat zwarte vierkant, zou net als de toiletpot van Marcel Duchamp (R. Mutt, 1917) het begin van de moderne kunst zijn. De kunst waar de gewone man niks snapt. Want wat is er nou voor kunstigs aan een zwart vierkant op een wit vlak? Dat kan toch iedereen maken net zoals iedereen een toiletpot in een museum kan zetten of een fietswiel op een kruk, nog zo'n werkje van Duchamp. Daar is geen kunst aan.

Het punt is dat 'Het Zwarte Vierkant' van Malevitsj en de toiletpot van Duchamp de materialisering van een idee zijn. Een idee kun je niet zien, niet aan de muur hangen of in een museum zetten. Een schilderij met een zwart vierkant wel, net als een toiletpot. Je kunt dus met een gerust hart zeggen dat vanaf Malevitsj en Duchamp de schilderkunst vooral ideeënkunst is geworden ( conceptuele kunst zeggen geschoolde mensen), opgehangen aan een of ander voorwerp. Dat voorwerp kan van alles zijn zoals Malevitsj en Duchamp op radicale wijze laten zien. Als je aan een zwart vierkant of een toiletpot een idee kunt ophangen, dan kun je dat ook aan een knuffelbeesten (Kelly in het Stedelijk Museum van Amsterdam), een dode haai in een aquarium (Damien Hirst) of een kampeertentje met de namen van al je vriendjes (Tracey Emin).

Wat predikten Malevitsj en Duchamp met hun radicale kunst? Het einde van de “oude schilderkunst” of “het einde van de oude ideeën” ? Ik denk beiden. Malevitsj en Duchamp dachten aan het begin van de 20ste eeuw dat er een nieuw tijdperk voor de mensheid was aangebroken. De oude ideeën met als kern het geloof in een bestaan van God zouden hebben afgedaan. Wij mensen waren zelf goden geworden en zouden dienovereenkomstig een nieuwe wereld scheppen. De herschepping van het paradijs was begonnen. Het zou slechts een kwestie van tijd zijn.

Nu na ruim honderd jaar weten we, met de mislukking van het communisme, de industrieel georganiseerde massamoord op joden, zigeuners enz. in de Tweede Wereldoorlog en de komst van de atoombom, wel beter. Er ligt geen betere wereld in het verschiet. Erger nog, al onze goede bedoelingen, keren zich uiteindelijk tegen onszelf. Zelfs onze strijd om leven en tegen de dood brengt niets dan verwarring met zich mee. Kinderen kunnen naar believen kunstmatig verwekt worden, de dood kan kunstmatig worden uitgesteld maar als mensheid of als menselijk individu blijken de keerzijden van dat geluk vaak te leiden tot nog meer pijn en leed. De mensheid zit gevangen in in het onontwarbare web van goed en kwaad.

“Het Zwarte Vierkant” van Malevitsj is dus tegelijk het begin en het einde van de moderne 20ste eeuwse kunst want wat hij en vele progressieve kunstenaars en intellectuelen met hem verwachtten, de komst van de verlichte mens en mensheid, is niet bewaarheid. Daarmee is de moderne kunst tezamen met de moderne mens de weg kwijt geraakt. Het geloof der voorvaderen hadden zij tezamen met “oude kunsten” afgezworen maar er is geen nieuw geloof voor in de plaats gekomen. De moderniteit als kunst is tezamen met de moderne mens terecht gekomen in een leegte die maar niet opgevuld raakt.

We moeten dus opnieuw beginnen. Vandaar de moord op het zwarte vierkant van Malevitsj. Met die moord halen we de menselijke werkelijkheid weer binnen in onze kunst. Deze keer niet glorieus en triomfantelijk alsof we bezig zijn de overwinning te behalen op dood en leven, op de kosmos, de sterren en planeten. Integendeel, de kunst van de 21ste eeuw heeft zijn les geleerd en zal bescheiden en nederig zijn, eenvoudig en sober, meelevend en meevoelend. De nieuwe kunst zal niet schreeuwerig zijn of opdringerig, niet shockerend maar dienend en zoekend naar het antwoord op het mysterie van ons bestaan. De nieuwe kunst zal dat mysterie in deemoed aanvaarden. Dat is de nieuwe kunst na de moord op het vierkant van Malevitsj als vertegenwoordiger van de oude 'moderne kunst'.