zaterdag 13 april 2013

HET NOODGELD VAN BOLKESTEIN

Een digitale fotocompositie van Petrus.

Bolkestein wil noodgeld laten aanmaken om zo te ontsnappen uit de Euro want die dreigt voor ons te duur te worden en op de koop toe ook nog eens onze soevereiniteit te ondermijnen. Nederland heeft al eens ooit eerder noodgeld gemaakt. Dat was toen de Duitsers in mei 1940 ons land binnenvielen. Lang heeft het niet geduurd. Na een paar weken was het gedaan met het noodgeld en was Nederland ordelijk bezet door de Duitsers.

De ironie van de geschiedenis is dat Bolkestein nu noodgeld wil maken met enkele sterke Noordelijke Europese landen, in de praktijk dus vooral met Duitsland. In dat land zijn er intussen ook politieke krachten in opkomst die net als Bolk het liefst vandaag nog uit de Euro zouden willen stappen. Maar of dat in Duitsland zo'n vaart zal lopen is maar de vraag want de geschiedenis weegt in Duitsland nog altijd veel zwaarder dan in Nederland. Daar heeft de historische lichtzinnigheid al jaren geleden toegeslagen. Bovendien zijn Duitsers niet gewend om bij verlies ook maar meteen hun biezen te pakken zoals de Nederlandse koopman gewend is om te doen.

Bolkestein hecht blijkbaar aan een soeverein Nederland met zijn eigen grondwet. Prima, ik doe dat ook en wil dus een Europa waar onze Nederlandse eigenheid in overeind blijft met onze eigen Nederlandse taal (hallo Universiteiten zien jullie daar nog een taak?) en cultuur, eigen leefstijl en kunst, eigen architectuur en landschap. Allemaal zaken waar we als Nederlanders voor moeten staan. Maar als het om bedrijven en werkgelegenheid gaat, basisvoorwaarden om de Nederlandse eigenheid overeind te houden, dan hoor of zie ik niks van Bolkestein en zijn vrienden.

Hebben Bolkestein en diens vrienden ( bijvoorbeeld Zalm) ooit iets ondernomen tegen de uitverkoop van ABN-AMRO? Nee toch. Net zo min als we hem gehoord hebben bij de uitverkoop van Nutricia, Organon (met dank aan Weijers die nu hypocriet het hoogste patriottische lied staat te zingen) en nu weer Douwe Egberts. Integendeel, dat valt allemaal onder de categorie vrije markt en daar zijn Bolkestein c.s. grote voorstanders van. Als Eurocommissaris van de Interne Europese markt heeft hij daar zelfs heel hard aan meegewerkt. Van hem is Bolkesteinmaatregel waardoor het overmaken van geld van het ene Euroland naar het andere Euroland voortaan gratis is.

Bolkestein is de man van het Europa van het Grote Geld. Maar dat Europa van het Grote Geld dreigt nu als gevolg van de crisis meer geld te kosten dan koopman Bolk in zijn beste jaren had gedacht en dus moeten we er vanaf zien te komen. Gelukkig kijkt Bolk ook niet verder dan de portemonnee, politieke visie op Europa zou maar onnodige ballast zijn. Nederland moet zijn belangen als triple A land veilig stellen, dat is zijn politieke visie.

Hoezo is Nederland een triple A land? Wat te denken van het grote bouworderschandaal, het schandaal rond de liborrente waar zelfs een triple A bank als de Rabo bij betrokken is, het vastgoedschandaal bij de pensioenfondsen, de zogenaamde sideletters bij onze multinational Albert Heijn, de opsplitsing van ABN AMRO, de noodhulp voor nationale trots ING, de verkoop van Organon, het gehannes met Douwe Egberts, de aanschaf van de Fyra, de vertraging van 6 jaar (!!) bij de oplevering van het Rijksmuseum plus de enorme kostenverhogingen en zo kan ik nog een hele tijd doorgaan.

Nederland is helemaal geen triple A land en zijn politieke elite geen triple A elite. Nederland is een ordinair koopmansland waar de elite telkens weer verkondigt dat geld hebben gelijk staat aan het hebben van een politieke visie. Dat is wat Bolkestein ons nu probeert te verkopen als het hoogste goed. Zoveel geestelijke armoede hebben we in de Nederlandse politiek lang niet meer meegemaakt en het lijkt erop dat het van kwaad tot erger wordt.  

vrijdag 12 april 2013

NOODLIJDEND NEDERLAND

Nederland heeft het moeilijk.


Op een gegeven moment vond ik dat ik aan ontwikkelingshulp moest doen, niet praten maar doen. Gepraat werd er al genoeg. Ik had op de Carmelieten HBS in Oss al geleerd dat je zoiets vanuit je hart moet doen, je medemens wat gunnen. Een kwestie van naastenliefde dus. Later kwam daar als vanzelfsprekend rechtvaardigheid bij en dan vooral sociale rechtvaardigheid. Die basis is eigenlijk nooit veranderd al is er in de loop der jaren natuurlijk af en toe hevig getwijfeld. Het zou niet goed zijn als dat niet het geval zou zijn geweest.

Een van mijn eerste twijfels was zoals bij alles wat je doet of het wel nut heeft? Dat begon al toen ik voor het VN ontwikkelingsprogramma in Mexico werkte. We hadden 5 miljoen dollar per jaar te besteden. Apenootjes als je keek naar de omvang van de problemen in dit enorm grote land met zijn krottenwijken zo groot als een miljoenenstad en een armoedig, ongeletterde platteland waar arrogante politici en gewetenloze zakenlieden de scepter zwaaiden. Bovendien werd beweerd dat de Mexicanen de uitvinders van corruptie waren.

Nederland heeft het de ene dag wat moeilijker dan de andere dag.

Moet je in zulk geval stoppen? Mijn Noord Amerikaanse VN baas vond van niet. Hij zag het VN ontwikkelingsprogramma als deel van het grotere VN geheel en de VN mag dan niet goed werken, soms zelf corrupt zijn, het is altijd beter dat men met elkaar blijft praten dan oorlog voeren. Praten kost geld maar oorlog voeren nog meer, was zijn korte maar krachtige filosofie. Ik was dat met hem eens en dus bleef ik in de VN geloven net als PvdA minister Pronk voor Ontwikkelingssamenwerking. Als jonge idealistische ontwikkelingswerkers vonden we wel dat Nederland af en toe harder aan de bel mocht trekken. Per slot van rekening was Nederland een van de grootste donors in de wereld.

In Nederland werd toen niet getwijfeld aan het beginsel van ontwikkelingssamenwerking. Wel werd er telkens naar betere wegen gezocht om de armoede en het sociale onrecht sneller en efficiënter uit de wereld te helpen. Dat leidde dan weer vaak tot allerlei trendy en modieuze aanpassingen van het beleid waar men in ontwikkelingslanden niet altijd veel van begreep. Ontwikkelingssamenwerking was toen in Nederland vooral ook linkse politiek. Op een gegeven moment werd het socialisme als de oplossing van alle kwaad gezien totdat bleek dat centrale planning van een economie in een onderontwikkeld land juist niet werkt. Daarvoor ontbreekt het aan kennis, deskundigen, betrouwbare maatschappelijke instellingen en instituten en vooral ook stabiele politieke verhoudingen.

Sommige Nederlanders hebben het iets minder moeilijk.

Maar ondanks al dat onderlinge vaak ook partijpolitieke gesteggel bleef in Nederland het hart op de goeie plaats zitten en dat is en blijft per slot van rekening de basis van alles. Rond de eeuwwisseling is daar echter de klad in gekomen. Met de crisis kwam de doorbraak van Wilders. Die begon ongegeneerd het eigen belang van de natie te verkondigen. Waarom zou je armoezaaiers in de rest van de wereld helpen als in eigen land de nood hoog is? Wilders verklaarde Nederland tot een noodlijdend land en verschafte daarmee aan iedereen die wilde het alibi om de rest van de wereld te laten vallen. Je zou het nog kunnen begrijpen indien Nederland echt een noodlijdend land zou zijn maar dat is het niet.

Materieel gezien is Nederland een van de rijkste landen in de wereld, geestelijk staat het er echter minder florissant voor. Nederland predikt dank zij Wilders en in zijn voetspoor Bolkestein en andere VVD corifeeën materiële welvaart als het hoogste goed wat een mens kan bereiken. Wat natuurlijk flauwekul is. Hoeveel geld en rijkdom je ook hebt, het kan nooit je leven vullen. Gek genoeg kan dat geestelijke rijkdom wel ook al ben je arm en behoeftig. Niet dat ik zo'n toestand aanbeveel maar het is toch wonderlijk hoe getroffen je kunt worden door gastvrijheid, solidariteit en vreugde in een naar onze begrippen armoedig milieu.

Nederlanders zoeken het geluk soms op het water.
De basishouding voor ontwikkelingshulp, naastenliefde en solidariteit, is als gevolg van deze nationale knieval voor het gouden kalf van het materialisme ook nog eens vergiftigd met egoïsme en jalouzie. Notities als die van Minister Ploumen over ontwikkelingssamenwerking, hoe goed bedoeld ook, kunnen daar niets aan veranderen. Daarmee komt de zaak niet verder dan wat partijpolitiek gesteggel, onderlinge belangenstrijd en gekrakeel over wie het gelijk aan zijn kant heeft. Onze enige hoop is dat de burgers en kiezers die kruideniersmentaliteit van Wilders en Bolkestein c.s. een keertje spuugzat worden en weer op zoek gaan naar zaken die er toe doen. Tot die tijd wordt het afzien.

donderdag 11 april 2013

MERELLIED

Petrus, Merellied, potlood en acrylverf op papier, 56 x 76 cm

dinsdag 9 april 2013

THATCHER EN DE ONDERGANG VAN DE ENGELSE MIJNWERKERSBOND NUM


Mei 1984.Demonstratie van voorstanders van de staking in Mansfield met voorop een wuivende NUM voorzitter Arthur Scargill
De dood van Iron lady Margareth Thatcher brengt haar strijd tegen de vakbonden weer onder de aandacht. Daarom gaan mijn gedachten uit naar een bezoek dat ik in het begin van de jaren negentig met een delegatie mijnwerkers bracht aan de Union of Democratic Miners (UDM) in Nottinghamshire. De UDM was ontstaan na een conflict met de ooit machtige National Union of Miners (NUM) ten tijde van de grote mijnwerkersstaking in 1984-1985 onder leiding van zijn beruchte voorzitter Arthur Scargill (1981 – 2000). Tijdens dat bezoek leerde ik hoe dramatisch die mijnwerkersstaking was geweest voor veel Engelse mijnwerkers maar uiteindelijk ook voor de hele Engelse vakbeweging.

Natuurlijk heeft de regering Thatcher er alles aan gedaan om de economische en politieke macht van de Engelse vakbonden, verenigd in de eenheidsvakcentrale TUC, te breken. In die tijd was de TUC immers niet alleen een economische maar ook een politieke machtsfactor. De TUC was met zijn financiële bijdragen en de daaruit voortvloeiende vertegenwoordiging in het partijbestuur in feite eigenaar van de Labour partij. Aangezien Thacher van meet af aan van plan was om het economisch tij in Engeland te keren op basis van het vrije markt principe, het terugdringen van de overheid, privatisering van staatsbedrijven, deregulering enz. kon het niet anders of er moest een confrontatie met de vakbonden volgen.

Uiterst linkse partijtjes voegden met hun pamfletten het hunne toe aan het interne conflict in de mijnwerkersbond. In de pamfletten worden de werkwillige mijnwerkers uitgemaakt voor verraders en wordt opgeroepen om door middel van stakingspiketten te voorkomen dat werkwillige mijnwerkers aan het werk kunnen. 

Met welke bonden, wanneer en hoe zo'n confrontatie zich zou voltrekken was toen natuurlijk niet te voorzien. De vraag is of het ook zo'n harde confrontatie had moeten worden als die tussen mijnwerkersbonden en de regering Thatcher? Was er geen ruimte voor onderhandelingen en compromissen? Hoe zat het met de werkgevers? Kropen die weg achter de rug van Thatcher om haar het vuile werk te laten opknappen om vervolgens een gehavende vakbeweging hun voorwaarden op te leggen of waren ze bereid tot onderhandelen en compromissen sluiten? In het laatste geval zouden werkgevers en vakbonden samen de regering Thatcher onder druk hebben kunnen zetten.

Tijdens mijn bezoek aan de UDM leerde ik dat deze vragen toen al speelden maar dat het bestuur van de NUM onder leiding van Scargill van geen wijken wilde weten. De tragedie is begonnen met de afwijzing van een nationale stemming onder de leden over de staking door het bestuur van de NUM. Dit zwaktebod van Scargill en de zijnen legde een bom onder de legitimiteit van de staking. Blijkbaar wilde het NUM bestuur niet het risico nemen dat een meerderheid van de mijnwerkers de staking alsnog zouden afwijzen. Ze had zich vast gebeten in een confrontatiestrategie met de gedachte dat de bond sterk genoeg zou zijn om de regering Thatcher te doen vallen.

Op de foto is goed te zien hoever de polarisatie ging tussen voor en tegenstanders van de staking. Zonder stemming geen staking staat op een van de spandoeken. Op het andere spandoek lezen we dat 'Scargillism gelijk is aan communisme".

De bovenstaande drie foto's zijn overgenomen uit een boek van Alan R.Griffin, County under Siege: Nottinghamshire in the Miners' Strike 1984-5, Moorland Publishing 1985.
De interne spanningen namen toe met de afwijzing van de resultaten van een stemming in de afdeling Nottinghamshire op 15 en 16 maart 1984. De uitslag van die stemming was onthutsend: ruim 20,000 stemmen tegen de staking en slechts ruim 7000 voor. Op grond van die uitslag werden de stakers door het regionale bestuur opgeroepen aan het werk te gaan. Stakende mijnwerkers uit andere regio's werd gevraagd niet langer meer te posten voor de poorten van de mijnen.

In plaats dat het NUM bestuur een uitweg uit het ontstane interne conflict zocht, besloot het de confrontatie aan te gaan met de afdeling Nottinghamshire en omgeving. Hun vertegenwoordigers in het nationale bestuur werden fysiek aangevallen. Mijwerkers van buiten de regio vielen mijnwerkers lastig die gingen werken. Bij zulke confrontaties vielen gewonden en zelfs een enkele dode. Wat volgde was een Griekse tragedie van samenzweringen, buiten statutaire congressen en bijeenkomsten, groeiend onderling wantrouwen, fysiek geweld tegen werkwillige mijnwerkers, enz. Uiteindelijk leidde dit alles tot de zelfvernietiging van de eens zo machtige NUM. In plaats van solidariteit en samenwerking was er wantrouwen en tegenwerking ja zelfs haat ontstaan binnen de bond. De regering Thatcher hoefde toen eigenlijk het karwei maar af te maken. Binnen enkele jaren werden tientallen mijnen gesloten.  

maandag 8 april 2013

OPEN BRIEF AAN ACW VOORZITTER PATRICK DEVELTERE

Dit is de voorkant van het boek - Y Fidel creo el punto X - dat de voormalige Cubaanse revolutionaire vakbondsman en oud KAJ'er Reinol Gonzalez heeft geschreven over zijn ervaringen als politieke gevangene. Na in 1961 veroordeeld te zijn tot 30 jaar gevangenschap, kwam hij in 1977 vrij dank zij bemiddeling van de Colombiaanse schrijver Garcia Marquez en bemoeienis van Europese politieke en vakbondsleiders waaronder de voormalige WVA algemeen secretaris August Vanistendael.


Beste Patrick,

Als trouwe lezer was ik verbaasd een zo kritiekloos verhaal te lezen over 5 Cubaanse gevangenen in de VS onder de kop 'Wij vragen gerechtigheid aan president Obama'. Prima dat ACW via haar blad Visie in deze zaak om gerechtigheid vraagt, al kun je daar heel wat bedenkingen bij hebben, maar waarom lees ik nooit artikelen in Visie waarin om gerechtigheid gevraagd wordt aan de Cubaanse autoriteiten en dan met name de gebroeders Fidel en Raoul Castro voor Cubaanse dissidenten die op vreedzame wijze streven naar democratisering?

Je kunt best kritiek hebben op de rechtsgang tegen de Cuban Five, die sinds 2001 in Amerika gevangen zitten op beschuldiging van spionage. Maar dat wil nog niet zeggen dat men dan de officiële versie van Havana kritiekloos moet omarmen zoals in het artikel in Visie gebeurt. Ondanks beweringen dat zij geen bezoek mogen ontvangen in de gevangenis, hebben twee van hen, René González en Gerardo Hernández, in 2010 en 2012 wel degelijk bezoek van hun echtgenotes gehad die overigens ook voor de geheime dienst van Cuba werkten. Ook de andere drie gevangenen hebben regelmatig bezoek van verwanten gehad.

Ondertussen verzwijgen de Cubaanse autoriteiten en de media dat er destijds niet vijf maar een 20-tal agenten uit Cuba werden aangehouden. Vier van hen werkten samen bij het onderzoek, en kregen straffen van 3,5 tot 7 jaar. Anderen ontvluchtten op tijd de VS. Over hen wordt in Havana nooit gesproken. De Cubaanse autoriteiten presenteren de Cubaanse Vijf als onschuldige bestrijders van ‘rechts terroristische Miami Cubanen’ maar zo onschuldig zijn zij nu ook weer niet. Een van hen was zelfs betrokken bij het in internationale wateren neerschieten van 2 vliegtuigjes van de Cubaanse ballingen organisatie 'Brothers to the Rescue'.

Bovenstaande foto heb ik in 2008 gemaakt tijdens een bezoek aan Roberto. Wat je ziet is een deel van de door Roberto en andere bestuursleden van de onderwijsbond opgezette huisbibliotheek als alternatief voor schoolbibliotheken waar alleen maar eenzijdig propagandamateriaal van de regering wordt toegestaan. Roberto was vanwege diens vakbondsactiviteiten tot 20 jaar veroordeeld. Hij was vervroegd vrij gekomen vanwege een ernstige hart aandoening. Zijn vrouw is actief als Dama Blanca en demonstreert samen met de andere Damas Blancas regelmatig voor vrijlating van politieke gevangenen.

Kortom een ingewikkeld spel van spionage en contra-spionage waarbij de Cubaanse propaganda namens de veroordeelden de vermoorde onschuld uithangt. Een nogal hypocriete houding als je weet dat op Cuba zelf iedereen die ook maar een spoortje van kritiek heeft op de een of andere manier het leven zuur wordt gemaakt of erger zonder een normaal en fatsoenlijk proces veroordeeld wordt tot tientallen jaren gevangenisstraf.

Ik neem aan dat je ook gehoord hebt van de dood onder zeer verdachte omstandigheden van de mensenrechtenactivist Oswaldo Paya? En wat te denken van de blogster Yoani die tot voor kort onder geen beding het land niet uitmocht? En wat te denken van de Cubaanse onafhankelijke onderwijzersbond waarvan de leiders voortdurend geïntimideerd worden of gevangen gezet? Je hebt toch ook wel eens gehoord van de Damas de Blanco die opkomen voor de rechten van veroordeelde democraten, vakbondsmensen en mensenrechten activisten?

Tijdens mijn bezoek aan Cuba in 2008 was ik dank zij bemiddeling van enkele bekenden in staat een bezoek te brengen aan de toen al wereldberoemde blogster Yoani.Aan de keukentafel bespraken we de stand van zaken in Cuba, het totale gebrek aan vrijheid, de gebrekkige economie en de moeilijke omstandigheden waarin zij en haar man gedwongen worden te leven door het Cubaanse regime. Maar ze verzekerde dat ze onverschrokken door zou gaan met haar activiteiten. Sinds kort mag ze in het kader van de versoepeling van het algehele reisverbod het land uit. Ze maakt van de gelegenheid gebruik om op allerlei uitnodigingen wereldwijd in te gaan. Zo bracht ze in maart ook een bezoek aan Nederland georganiseerd door Amnesty International en anderen. 

Ik vind het vreemd dat ik in Visie, toch ook het blad van de sociaal christelijke vakbond ACV, nooit enige kritiek gelezen heb op het volledige gebrek aan vakbondsvrijheid op het eiland. Dat is vanaf het begin van de revolutie zo geweest. Alleen de Communistische vakbeweging is toegestaan. Je zou toch denken dat een organisatie als ACW die tezamen met ACV indertijd o.a. via het Wereld Verbond van de Arbeid (WVA) volop steun heeft verleend aan de Poolse vakbond Solidarnosc in zijn strijd tegen de Communistische dictatuur van Jaruzelski, ook in Cuba de zijde zou kiezen van de onderdrukten en voor de vrijheid van vakbeweging. Misschien is dat ook wel zo, maar ik lees er nooit wat over in Visie. In plaats daarvan krijg ik een verhaal voorgeschoteld van de Cubaanse propaganda. Een gemiste kans voor Visie.

Voor meer informatie over de Cuban Five en Cubaanse zaken in het algemeen verwijs ik graag naar een reactie van Kees van Kortenhof op een artikel van MO getiteld “Familieleden van Cubaanse Vijf vinden steun bij VN en de website CUBA 




zondag 7 april 2013

MOEDIG VERFBEEST ARMANDO

Armando tentoonstelling in Galerie Post + Garcia aan de Avenue Ceramique tegenover het Bonnefantenmuseum, Maastricht.

Je fietst door de koude wind naar het Bonnefantenmuseum en komt terecht bij Armando. Alsof de goden het zo willen. Ik zie toevallig dat er een tentoonstelling van recent werk van hem is in de galerie Post + Garcia aan de Avenue Ceramique (de Maastrichtse elite geeft graag een Frans tintje aan de stad) tegenover het museum. Een chique, voor Nederlandse begrippen monumentale galerie met grote strak witte muren en grote ramen. Alleen het gedeelte met werk van Armando was open.

Ik ken Armando's schilderwerk al een tijdje. Telkens sta ik versteld van zijn zoektocht naar de essentie, het wezen der dingen. Het lijkt alsof hij de goden uitdaagt om met hun hebben en houden, incluis verschrikkingen, naar beneden te komen, terug naar de aarde die zij gemaakt hebben tot wat ze is, een oord van wreedheid, geweld én schoonheid. Armando gaat daarmee het gevecht met de verf aan. Zonder angst en met een zekere woede. Armando is niet bang om te schilderen. Hij smeert de verf op het doek. Hij is een verfbeest.

Het eerste echte verfbeest was Vincent van Gogh met zijn hartstocht voor schoonheid van mens en natuur. Bij hem geen penseeltje verf met een toetsje hier of daar maar penselen met klodders geel, vooral veel geel, rood, groen en donkerblauw. Bij Van Gogh willen verf en kleur als het ware uit hun keurslijven springen. Van Gogh schept zo op het doek een nieuwe wereld. Appel doet hetzelfde maar dan anders. Die gooit de verf op het doek, smeert het uit als klei, zand en modder. Kleuren gaan over elkaar, tegen elkaar in en in elkaar over. De verf gaat bij Appel nog meer dan bij van Gogh zijn eigen gang. Geen keurslijven meer van vorm en maat. Alles wordt buitensporig. Helaas wordt Appel later braaf en netjes in zijn werk. Ik vrees dat de sirenen van de markt en van zijn bewonderaars hem daartoe verleid hebben. 



Armando heeft zich daarentegen niet laten temmen ook nu niet terwijl hij al over de tachtig is. Hij blijft even krachtig en heftig alsof hij het lot, de goden en de wereld wil tarten met zijn schilderijen en zijn beelden. Soms lijkt het dat hij nog driester en misschien zelfs ook wel woester is geworden. Misschien is het haast. Schrikaanjagend is Armando ook. Bij hem geen mooie plaatjesschilder voor in het designinterieur maar woede én liefde. Je ziet zijn woede over wat mensen elkaar kunnen aandoen in de jas, de vlag en het hek. Alles draagt de sporen van onze barbaarsheid. Maar je ziet ook liefde, liefde voor de natuur die haar wreedheid niet kan helpen.

Een tijdje geleden zag ik een documentaire over Armando. Je zag een man van ver in de zeventig op een hoge stoel voor een doek zitten met grote gummi handschoenen aan waarmee hij in de verf graaide als was het smurrie van klei en modder. Een verfmachine of was hij zelf verf geworden? De verf danst over het doek, geen subtiele, elegante danspasjes maar kringelend, wild en woest. Wit gaat over blauw en duwt grijs opzij, groen verdringt het rood en het blauw, rood strijkt woest langs zwart dat terug duwt. Alles beweegt ruw en woest door en naast elkaar.

Je herkent de primitieve vormen van de wolken, de zeegolven, het hek, de jas, de das en de zon. Ze zijn daar, ze waren daar, ze zullen er altijd zijn, ze zullen zijn. Armando is niet bang voor de ondergang of de dood. Hij is een schilder zonder vrees. Hij hecht ook niet aan zijn werk. Het is er, maar kan er ook niet zijn. Daarom jammerde hij ook niet over de brand die het aan hem gewijde museum in Amersfoort in de as legde waardoor veel van zijn werk verloren ging. Armando durft het lot te tarten maar er zich ook bij neer te leggen. Daar is moed voor nodig, veel moed. Armando is een moedig verfbeest.

Ik vraag aan de bewaker (je moet wel eerst toestemming vragen of je foto's mag maken) of hij zelf schilder is? Nee dat niet. Of ik schilder ben, vraagt hij terug. Ik hou het bescheiden, zeker in de buurt van zo'n grote schilder als Armando en zeg “een beetje”. Even later zegt hij tegen twee bezoeksters (die ook een beetje schilderen, zo had hij mij vertelt) dat met het licht uit de schilderijen van Armando mooier en dieper worden. Om ons te laten zien wat hij bedoelt, doet hij het licht uit. En verdomd, de schilderijen werden inderdaad dieper en mooier, schrikwekkend mooier. Je moet het gezien hebben.