zondag 9 februari 2014

DR. BOB REINALDA EN DE HONGAARSE OPSTAND

Een invasie van de legers van de Warschaupactlanden o.l.v. de Russen op 24 november 1956 maakte een einde aan de Hongaarse volksopstand.
Bij het lezen van het levensverhaal van de Hongaarse - Nederlandse cameraman Lajos Kalanos over zijn jeugd en vooral die over zijn gevangenschap tijdens het Hongaarse communistische bewind van voor 1956, moest ik denken aan wetenschappelijk medewerker Bob Reinalda van de Universiteit van Nijmegen. Deze generatiegenoot en medepoliticoloog (hij van de Universiteit van Amsterdam, ik van Nijmegen) vond in 1996 dat mijn dochter Floor in haar doctoraalscriptie verkeerd bezig was. Die ging over de democratisering van de vakbeweging in Hongarije na de val van het communisme (1989). Floor had daartoe stage gelopen bij de de nieuwe Hongaarse vakcentrale Munkastanascok of Workers' Councils, die niet onder stoelen of banken stak een erfgenaam te zijn van de Hongaarse opstand van 1956.

Volgens Bob was dat een fascistische opstand geweest tegen het communisme, dat bovendien in Hongarije helemaal niet zo slecht was geweest. Blijkbaar had Bob 7 jaren na de val van het communisme nog steeds niet door in wat voor een nachtmerrie de burgers in de oostelijke helft van Europa en in heel Rusland tientallen jaren hadden geleefd. Maar wat doe je als je dochter komt vertellen dat ze een politiek conflict heeft met haar scriptiebegeleider, die tijdens de gesprekken politiek onbuigzaam blijkt te zijn? Haar prioriteit was afstuderen en ze zou dit politieke debat met Bob Reinalda nooit kunnen winnen. Integendeel, het zou een slepende zaak kunnen worden en daar was haar toekomst niet mee gediend. Mijn advies was dus om de hele kwestie zoveel mogelijk uit de scriptie weg te laten en snel af te studeren. Reinalda zou toch niet aan de geschiedenis ontsnappen, zo dacht ik toen.

Nu, ik wil die geschiedenis alsnog een handje helpen en zal daarom hieronder iets vertellen over het leven van Lajos Kalanos zoals hij dat heeft neergeschreven. Intussen kan ik Bob Reinalda van harte aanbevelen om het hele levensverhaal van Lajos Kalanos in het boek 'De vluchteling' te lezen. Lajos heeft zijn levensverhaal geschreven ter nagedachtenis van al zijn medegevangenen, “die tijdens het communistische regime in Hongarije zijn dood gemarteld, dood gehongerd, ter dood veroordeeld, opgehangen en spoorloos verdwenen.” Ter aanmoediging zou ik nog tot Bob willen zeggen: het wordt hoog tijd voor de andere waarheid. Ik hoop dat je ondertussen bent gaan beseffen dat je moet je schamen voor je als wetenschap vermomde politiek ideologische eenzijdigheid.

Lajos is gearresteerd in de nacht van 8 april 1952, hij was net 20 jaar geworden. Wat moet ik jou Bob, vertellen over het onrecht dat hem werd aangedaan, over zijn behandeling en die van zijn medegevangenen? Ik neem aan dat je als nieuwsgierige wetenschapper de boeken van de Russische schrijver Alexander Solsjenitzin gelezen hebt over zijn gevangenschap? Welnu, dit is even huiveringwekkend en akelig om te lezen zoals ook alles wat je kunt lezen over concentratiekampen van de Nazi's. Onbegrijpelijk dat op het oog normale mensen van de geheime dienst, ambtenaren, gevangenbewaarders, artsen enz. tot dergelijke zaken in staat zijn. De een is bang voor zijn eigen hachje, de ander omdat hij in het fascisme of communisme gelooft. De laatsten zijn de ergsten, denk ik , maar ik heb het zelf nooit meegemaakt dus moet ik hier een voorbehoud maken.

Lajos was geen fascist, dat voorbehoud hoef ik niet te maken want ik heb twee keer met hem gewerkt aan TV reportages , samen met KRO journalist Fons de Poel. De eerste reportage was over de onderdrukking in Chili tijdens de dictatuur van Generaal Pinochet waarbij we opgepakt dreigden te worden door de Chileense geheime dienst (1986). De tweede reportage was een jaar later over de dictatuur van Stroessner in Paraguay (1987). Lajos was natuurlijk ook geen communist. Hij was een ruim denkend mens zich bewust van goed en kwaad. Als kind had hij daarover al veel geleerd tijdens de Tweede Wereldoorlog in zijn Hongaarse dorpje Simontornya, dat afwisselend in handen viel van de Duitsers, terug het Hongaarse leger en de Russen.

Wat moet ik jou Bob vertellen over de Hongaarse opstand? Ik heb geen idee waardoor je hart en je verstand beroerd zouden kunnen worden. Als ik je wetenschappelijke werken op internet bekijk zie ik dorre, bloedloze , bureaucratisch-wetenschappelijke teksten en opsommingen. Geen spoor van vlees en bloed. Alsof de geschiedenis niet uit mensen bestaat. Betekent wetenschap voor jou dat al het levende eerst verwijderd moet worden uit de verhalen alvorens het kan worden opgeschreven? Vertrouw je de mensen niet? 

Cameraman Lajos Kalanos en journalist Fons de Poel aan het werk bij het graf van de voormalige Chileense President Allende in 1986 ten tijde van de dictatuur van generaal Pinochet.  

Maar misschien, heel misschien kan ik je met de volgende passage toch nog enigszins overtuigen naar de levenden te luisteren ook al zijn ze dood en het levensverhaal van Lajos Kalanos te lezen.

Volksopstand in Boedapest.

Wat de revolutie betreft, is het heel raar gegaan. Op 23 oktober 1956 liep een grote betoging in Boedapest uit op een volksopstand. Maar daar wisten wij natuurlijk niks van. Op 24 oktober werden we gewoon 's ochtends gewekt. We gingen ons wassen en aankleden. We wachtten op het ontbijt, brood en koffie. Dat kwam veel te laat en we werden niet naar beneden gebracht naar de fabriek. We zaten in de cel en niemand wist wat er aan de hand was. 's Avonds om een uur of acht ging de celdeur open en kwamen de bewakers en militairen, die niet bij de bewaking hoorden, met machinepistolen binnen, samen met de politieke officier van de gevangenis. De man zei; “We hebben problemen beneden in de fabriek. Zolang dat niet opgelost is, kunnen jullie niet werken. Daarom heb ik wat boeken laten komen zodat jullie je niet hoeven te vervelen.” We hadden jarenlang geen boek meer gezien. Het laatste boek dat ik in handen had, was het boek dat ik in Tatabanya mocht kopen. De officier vroeg ook of we wilden roken. En of we dat wilden. Ik nam ook een pakje, maar dat heb ik weggegeven. Ik rookte niet. En we kregen boeken. We begrepen er niets van. Wat was er aan de hand? ….”

En toen werd het 26 oktober. De gevangenis had een binnenplaats, waar een bewaker op en neer liep. Hij maakte een hoop kabaal en riep ons toe niet door de ramen te kijken. “Het is verboden door de ramen te kijken.” Dus keek iedereen door de ramen en we zagen dat de rode ster van zijn pet was verwijderd. Dat vertelden we aan elkaar door. Die avond gingen we slapen, terwijl de geluiden van gevechten duidelijk hoorbaar waren. De volgende ochtend om een uur of zes begon de gevangenis te leven. Ergens begon iemand het Hongaarse volkslied te zingen. Alle gevangenen zongen mee. Iemand anders begon het volkslied van Transsylvanië te zingen en weer zong iedereen mee. Iemand riep: “We willen vrijheid” en vervolgens riep iedereen dat. Iedereen maakte kabaal. We ramden onze ijzeren bedden tegen de deuren. Bij een cel is het gelukt de deur eruit te rammen. De gevangenen gingen naar buiten, de gang op. De bewakers zijn van de etage gevlucht. De grote traliehekken voor de trappen naar de etages, werden gesloten. De cellen werden opengemaakt en zo kwamen we allemaal op de gang. Ik weet niet met hoeveel man we waren, maar we kregen de tralies open en zo konden we naar een etage lager. En zo ging het verder. Weer een verdieping lager, en weer een. Uiteindelijk waren we helemaal beneden. Aan het eind van de gang stond een mitrailleur opgesteld. Daar waren de directeur, de politiek officier van de gevangenis en militaire bewakers. Zij riepen dat we terug moesten naar de cellen, anders zou het een bloedbad worden. De gevangenen riepen:”Dan wordt het maar een bloedbad!” en ze bestormden het machinegeweer. De militair die er achter stond, vluchtte weg. We liepen het terrein op. Bij de poort stond een bewaker die riep: “Ik was altijd goed voor jullie.” Hij deed de poort open. We zijn naar buiten gevlucht. Daar stond een menigte te juichen en te huilen. Ze zongen het Hongaars volkslied. Toen vluchtten we weg. In alle richtingen renden de gevangenen door de straten weg. Ik ben er samen met drie en vier jongens vandoor gegaan.” (blz. 114 en 115 in “De vluchteling, zijn camera als wapen tegen onrecht.”, onder redactie van Frans Tervoort en bijdragen van: Aad van den Heuvel, Bart Nijpels, Cees Overgaauw, Fons de Poel, Pieter Varenkamp, Ton Verlind, uitgeverij Aspek 2012.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten