zaterdag 12 april 2014

HOLLANDERS EN VLAMINGEN

Winterlandschap, Vlaams Brabant (Klein Brabant), 2013

Het vergelijken van Hollanders met Vlamingen, in alfabetische volgorde om ongelukken te voorkomen, is een hachelijke zaak, zeker voor een Hollander die in Vlaanderen woont. Eén verkeerde mening over een Hollander en je hebt kans dat je bedreigd wordt. In mijn geboorteland is maatschappelijke zelfbeheersing tot een dieptepunt gekomen zodat we nu zowat met kop en schouder in de beerput van het menselijk onvermogen zijn terecht gekomen. In Vlaanderen is het zo ver nog lang niet. Daar staat zelfbeheersing en fatsoen nog hoog op de lijst. Beleefdheid wordt op prijs gesteld.

Soms vertellen Vlamingen dat ze wel net zo welbespraakt zouden willen zijn als Hollanders want dat zijn ze. Misschien dat de gemiddelde Vlaming zich wel iets gemakkelijker zou moeten uitspreken maar laat het dan a.u.b. nooit zo ver komen als in Nederland. Daar is welbespraaktheid al lang geleden overgegaan in een grote mond. Men bekt elkaar af als het zo uitkomt en ook als het niet uitkomt. Men zegt wat men denkt zonder enige terughoudendheid of zelfbeheersing. Geestelijke discipline bestaat er uit naam van de vrijheid niet meer. Trouwens fysieke discipline ook niet meer. De gewelddadigheid op straat en god betert het ook op voetbalvelden, ja zelfs op scholen en dancings zijn niet meer bij te houden.

Maar ondanks dat zijn Hollanders en Vlamingen familie van elkaar. Ze spreken toch maar mooi dezelfde taal. Weliswaar met een verschillende tongval maar dat is normaal en zou de pret niet mogen drukken. Zou want er zijn van die Hollanders die denken dat hun taal superieur is aan het Vlaams. Zij zouden het echte Nederlands spreken, Vlamingen en andere buitenlui zoals Limburgers, Brabanders, Tukkers enz. zouden de verkeerde tongval hebben. Nou, ik vind van niet. Mijn voorkeur gaat uit naar de zachte G en de rollende R en het Ge en Gij.

Waar Hollanders lijden aan een superioriteitscomplex, lijden Vlamingen aan een minderwaardigheidscomplex. Hollanders wanen zich de beste van de wereld op bijna alle terreinen. Bescheidenheid is voor een Hollander een ondeugd, een doodzonde waarvoor je moet boeten, liefst in het openbaar omringd door journalisten. Die beschouwen zich als de hogepriesters van de Hollandse samenleving. Zij beschermen hun landgenoten niet alleen tegen bescheidenheid maar ook tegen onbekendheid en privacy. Ze strelen ijdelheid en jaloezie van hun publiek, zorgen voor onmin en onvrede, wakkeren verontwaardiging en wantrouwen aan. Ze zorgen dat de rot in de samenleving blijft en de democratie kapot gaat aan zijn tegenstellingen.

Den Bosch, Noord Brabant, 2008

Vlamingen beschouwen zichzelf als de underdog van België, Europa en de wereld en het slachtoffer van de geschiedenis. Ze moeten weinig of niks hebben van vreemde dingen en vreemdelingen. Ze houden vast aan tradities en gewoonten, wonen en werken het liefst rond de (dorps)kerk. Verre en onbekende reizen is niet hun ding. Hun groot geheim is hun zuinigheid tot op het gierige af. Daarom wijzen ze ter afleiding graag naar die zuinige Hollanders die immers alleen maar broodjes kroket eten en karnemelk drinken.

In tegenstelling tot de Vlaamse keuken, steekt de Hollandse keuken met drank en al mager af. Maar de Vlaamse keuken is ook niet veel meer dan een verbeterde versie van de Franse keuken en die is ook lang niet alles: te veel botersausen, te veel nadruk op vlees en te weinig variaties. De wereldkeuken is nog lang niet in Vlaanderen doorgedrongen, in Nederland zo langzamerhand wel.

Dank zij hun gevoel voor traditie zijn er in Vlaanderen nog volop bruine café's waar je Belgische streek en wereldbieren van hoge kwaliteit kunt drinken zonder gestoord te worden door hoogdravend gepraat dat tot in de verste uithoeken van het café te horen is. Schaamteloos hard praten in het openbaar, op straat, op terrassen en in café's is typisch Nederlands. Je kunt ze daarom al van ver horen aankomen. Het superioriteitscomplex golft je tegemoet.

Nederlands zijn verschrikkelijke regelneven tot in 10 cijfers achter de komma. De hele samenleving is daarvan doordrongen. Alles staat op een rijtje en in het gelid, voor alles zijn regels op welks handhaving nauwgezet wordt toegezien vanaf Den Haag tot in het kleinste dorpje. En oh wee als er iets niet geregeld is dan draaien TV en radio, kranten en sociale media volle toeren desnoods 24 uren aan een stuk. Naarstig wordt gezocht naar de schuldigen. Tientallen jaren later wordt er nog geprocedeerd, gedebatteerd en gepubliceerd over de Schiphol brand, het vliegtuig ongeluk in Portugal of Eindhoven, de vuurwerkramp in Enschede, de brand in Volendam enzovoort enzovoort. Nederlanders leven zo langzamerhand meer achteruit dan vooruit, zijn meer bezig met het verleden dan de toekomst.

Geef mij daarin maar de Vlamingen. Zij hebben nog steeds gevoel voor het noodlot en het drama. Ze leven met het besef dat je pech kunt hebben en dat het leven tegen kan zitten. Ze halen hun schouders op en gaan weer verder zonder al teveel geklaag en gezucht en zeker niet met de idee dat ze in Brussel of elders iets kunnen regelen. De Vlaming zorgt het liefst voor zichzelf, voor zijn huis en zijn tuin. Daar moet je als overheid dan ook niet aankomen. Niet teveel regels en voorschriften wat wel en niet mag. Wat van jou is, is van jou en daar mag jij mee doen wat je wilt.


Dat bevalt me wel aan de Vlamingen. Nederlanders vinden daarom het Vlaamse landschap onverzorgd en rommelig, onoverzichtelijk en ongeregeld. Dat klopt. Het Vlaamse landschap drukt de individualiteit van de Vlaming uit. Het Nederlandse landschap de collectiviteit van de Hollanders. Hollanders lijken dan ook meer op Scandinaviërs waar de geest van het collectivisme rondwaart. Vlamingen liggen op de grens tussen dat Noord Europese collectivisme en het Zuid Europese individualisme. Daarom is Vlaanderen een mooie plek om te wonen en te leven.  

vrijdag 11 april 2014

donderdag 10 april 2014

FLANDERS-LAND 6

Flanders-Land 6, Tuinbeeld, Klein Brabant, 5 januari 2013


Flanders-Land 6, Buizen, Klein Brabant, 5 januari 2013

woensdag 9 april 2014

DE REIZIGER VAN BOSCH

Hieronymus Bosch, De Landloper (De verloren zoon), paneel, Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam

De beste manier om een schilderij te leren kennen en te doorgronden is zo onbevangen mogelijk te kijken. Natuurlijk, je moet ook kennis nemen van de achtergrond van het schilderij maar dat moet niet alleen je leidraad zijn. Eerst met je eigen ogen kijken en dan de achtergrond informatie er bij halen. Dan pas leer je een schilderij kennen en wie weet doorgronden.

Ik heb deze oefening toegepast op de twee hier afgebeelde schilderijen van Hieronymus Bosch. Waarom die twee? Omdat ze op elkaar lijken. Op beide schilderijen is de centrale figuur een grijsaard die minzaam opzij kijkt. Op beide schilderijen heeft hij dezelfde stok in zijn hand, een soort primitieve wandelstok om bijvoorbeeld honden van je lijf te houden zoals hij ook doet  op de beide schilderijen. Je kunt onderweg vaak agressieve honden tegenkomen. Op beide schilderijen heeft hij op zijn rug een mand met een pollepel aan de zijkant. Dat lijkt op mijn vroegere rugzak bij de verkenners waar de mok aan de buitenkant hing. In de rugzak zaten reisbenodigdheden zoals kleding, toiletgerei, bestek enz. Misschien is dat bij hem ook het geval. Simpele spullen voor onderweg. Op het ronde schilderij hangen ook nog kattenvellen aan de mand. Dat is vreemd. Zijn kleding is op beide schilderijen zichtbaar armoedig. Zijn broek heeft op de knie zelfs een gat.

Er zijn ook kleine verschillen. Op het ronde schilderij heeft hij naast de armoedige hoofdbedekking (er zit een gat in) een hoed in zijn hand. Die hoed ontbreekt op het andere paneel. Hij draagt op het ronde paneel een mes met daaronder een buidel aan zijn gordel. Het mes zou bedoeld kunnen zijn als waarschuwing aan dieven. Op het ronde paneel is hij ook nog gewond aan zijn scheenbeen. Misschien door een hond gebeten? Een merkwaardig verschil tussen de beide panelen zijn de schoenen. Op het ronde paneel draagt hij verschillend schoeisel: een schoen en een slof. Op het andere paneel heeft hij een gewoon paar schoenen aan.

Hieronymus Bosch, De Landloper (De Marskramer), Buitenkant van de zijvelugels
van het Drieluik "De Hooiwagen", paneel 135x90 cm,
Monasterio de San Lorenzo, El Escorial, Spanje

De man is onderweg, zoveel duidelijk. Onderweg waar naar toe? Op het ronde paneel loopt hij op een hek af, zo'n hek waar dieren niet doorheen kunnen maar mensen wel. Je komt ze nog wel tegen op het platteland. Achter de koe zie je een verlaten, nogal eenzaam landschap. In de verte rechts lijkt een boer te staan. Er staat een lange paal op een heuvel, je ziet een rivier met verderop een alleen staand huis. Geen uitnodigend landschap maar ook niet helemaal ongastvrij.

Hij is net voorbij gelopen aan een vervallen, onverzorgd huis waar in de deuropening een stel openlijk en dus onbeschaamd staat te flirten. Een vrouw kijkt vrijelijk of is het schaamteloos uit een venster en een man staat ook alweer schaamteloos tegen de zijmuur te plassen. In het dakraam hangt nadrukkelijk een witte mannen onderbroek. Op de punt van het dak zien we een stok met een omgekeerde kruik. Alles wijst erop dat we hier een bordeel zien, een huis van lichte zeden.

Op het andere paneel (in feite twee gesloten luiken van een drieluik) zien we een landschap vol gedoe maar we kunnen niet zien waar hij heen gaat behalve het bruggetje over water. Het gedoe rondom onze reiziger is nogal bedreigend en zelfs gevaarlijk. Achter hem wordt een uitgeklede man aan een boom vast gebonden terwijl een rover zijn spullen op de grond doorzoekt. Naast hem ligt een wapen, een lans met bijl. Wat de man met de lange stok met kleren daar doet, is dan weer niet duidelijk.

We zien we ook een stel uitgelaten dansen met op de achtergrond een muzikant. Zijn het herders? Hun schapen lopen en liggen er dan wat verloren bij. Blijkbaar geven ze zich over aan plezier en wie weet wellust in plaats van voor hun kudde te zorgen. Op de achtergrond aan de overkant van de rivier zien we op een heuvel stellages staan die we kunnen herkennen als galgen. Op de voorgrond schedels en botten met 2 kraaien, zo te zien symbolen van de dood. Heel in de verte dan wel weer een vertrouwde kerktoren.

Hieronymus Bosch, De Hooiwagen, Middenpaneel van een Drieluik, 140x100 cm,
Monasterio de San Lorenzo, El Escorial, Spanje

Onze reiziger of is het een zwerver kijkt op beide panelen minzaam alsof dat wat om hem heen gebeurt hem niet raakt. Op het ronde paneel heeft hij zelfs iets van een glimlach op zijn gezicht. Hij ziet er wakker uit, zijn ogen staan helder. Er is geen spoor van drankgebruik wat op een zwerver zou kunnen wijzen. Ook wijst niets er op dat hij een reizende verkoper is of een ambachtsman op zoek naar werk. We zien een man die zich niet van zijn pad laat afbrengen door wat dan ook in de wereld.

Hij heeft een doel voor ogen, een doel dat op de schilderijen niet nader wordt aangegeven. Wat we zien is een reiziger die ondanks wereldse geneugten, dreigend gevaar en de aankondiging van dood op het goede pad blijft, het rechte pad zouden wij nu zeggen. De man is zo te zien overtuigd van zijn onzichtbare doel dat hij niet bang is voor wat in zijn omgeving gebeurd of zich niet laat verleiden tot vleselijke genoegens. 

Vermoedelijk wist in de tijd van Bosch iedereen welk doel hier bedoeld werd. In onze tijd is dat niet zo duidelijk meer. In de tijd van Bosch was het doel een aan God toegewijde ziel die het goede wil doen. God bestaat niet meer sinds de Verlichting. Is daarmee ook elk geestelijk doel afgeschaft en zijn we nog slechts van en voor de wereld totdat het onverbiddelijke einde komt, het niets van na de Big Bang?  Hebben we met god ook elk geestelijk leven afgeschaft?


dinsdag 8 april 2014

WEST AFRIKAANSE SCENE

Petrus, West Afrikaanse Scène, potlood en acrylverf op papier, 75 x 55 cm

maandag 7 april 2014

NEW MINIMALISM XXXVIII

New Minimalism Number 55, Brussels, 28 december 2013


New Minimalism Number 56, Antwerp, 29 december 2013

zondag 6 april 2014

MOZART EN DE KUNSTMARKT

"Egoistisch ist Musik. Jeder, der Musik hört,ist auf der Suche nach etwas von sich Selbst." Entwurf: Marieke Nelissen, 's Hertogenbosch, Nederland 1998.

De VPRO zond op 27 maart de documentaire uit “The next big thing” over de toch weer hogere prijzen voor moderne kunst ondanks de financiële crisis. Een onthutsende documentaire waarin vooral tegen het einde duidelijk wordt dat het net zo'n speculatieve handels is als die van van de handel in Wallstreet of op het Beursplein. Vrienden en/of belangen groepen (Syndicates) drijven de prijs op van het werk van een bepaalde kunstenaar, meestal een door hen gefinancierde kunstenaar. Speculanten halen kunstwerken van de markt met als enig doel ze later voor veel hogere prijzen te verkopen.

En dan worden marketing mannen als Saatchi, die met hun geld en naam er in geslaagd zijn jarenlang de Britse kunstmarkt te manipuleren, niet eens genoemd. Marketing lijkt me het ergste wat kunst kan overkomen maar dat zeg ik op basis van mijn intuïtie. Marketing is verraad aan de kunst omdat het over het hoe - de markt - gaat en niet over het wat. Bij kunst hoort het te gaan over het wat. Het hoe van de markt hoort daaraan ondergeschikt te zijn.
"Mit seelenaufrührender Musik wollte man nicht zu tun haben", Entwurf: Marieke Nelissen, 's Hertogenbosch, Nederland 1998.

Handel in kunst is niet nieuw. Er wordt al eeuwen gehandeld in kunst. Maar de manier waarop is wel veranderd. Over die verandering las ik onlangs een passage in het boek “De kunst van Mexico” (Meulenhoff Editie 1993) van de Mexicaanse dichter Octavio Paz (1914-1998) , essayist en Nobelprijswinnaar voor de litteratuur*.  Volgens hem is de markt “de dood van de geest”. Vroegere kopers -de mecenas, de kerk of andere instellingen -hadden misschien een slechte smaak, maar ze hadden tenminste een smaak, de markt heeft helemaal geen smaak.

Zijn kritiek op de kunstmarkt zou je tot de Marxistische school kunnen rekenen en is zoals alle kritiek niet geheel onterecht.

Voor de markt hebben kunstwerken slechts een prijs, en dus legt de markt geen enkele esthetiek, geen enkele moraal op. De markt heeft geen principes; en ook geen voorkeuren: ze aanvaardt alle kunstwerken, alle stijlen. Het gaat niet om iets wat wordt opgelegd. De markt heeft geen wil: het is een blind proces, waarvan de essentie ligt in de circulatie van voorwerpen die door de prijs homogeen gemaakt worden. Krachtens het principe dat haar drijft, onderdrukt de markt automatisch elke betekenis: wat kunstwerken definieert is niet wat ze te zeggen hebben maar wat ze kosten. Door de circulatie -nooit was dit woord veelzeggender – veranderen kunstwerken, die uitdrukkingsvormen zijn van mensen (hun vragen, hun beweringen, hun twijfels en afwijzingen), in betekenisloze dingen. Het afschaffen van de wil tot het geven van betekenis maakt van de kunstenaar een onbetekenend wezen.” (blz. 118)
Requiem, Lacrimosa. Musik, Kunst in der sich das Rationelle und die Seele, die im herzen wohnt, technisch verwoben haben", Entwurf: Marieke Nelissen, 's Hertogenbosch, Nederland 1998

Paz heeft gelijk. Wie de markt omhelst, verkoop t zijn ziel en zaligheid. Kunstenaars die dat doen zijn de moderne versie van Goethe's Faust. Maar net als Faust hoeft een kunstenaar zijn ziel niet te verkopen. Hij kan de verleidingen van de markt - de trend, de tijdgeest en de mode - weerstaan. Toegegeven, zulks maakt zijn bestaan moeilijk maar dat geldt net zo goed voor veel andere mensen. Mensen die betekenis willen geven aan hun werk, kunnen net zo goed als kunstenaars soms maar moeilijk werk vinden dat goed betaald wordt. Zulke mensen noemen we idealisten en daar is de markt niet altijd van gediend. Kunstenaars vormen daarop geen uitzondering. Maar zij die de markt durven te trotseren en daarvoor een prijs betalen, blijken uiteindelijk ons mensen het meest te bieden te hebben. Dat is nu het verrassende van idealisme en kunst.

Soms kan de markt ook een zekere bevrijding brengen zoals bijvoorbeeld bij Mozart. Dank zij de verkoop van zijn composities aan muziekhandel en producenten van opera's kon hij van zijn muziek leven. Weliswaar geen gemakkelijk leven maar hij was niet langer meer aangewezen op de kerk, zoals zijn vader die werkte bij de bisschop van Salzburg. Om zijn inkomen aan te vullen, wilde Mozart ook wel werken voor een de koning, toen een baan en pensioen voor het leven, maar zo'n betrekking was voor zijn dagelijks brood niet meer noodzakelijk. Maar Mozart liet niet de markt zijn werk dicteren zoals modieuze kunstenaars doen. Hij bleef de baas over zijn werk.


Helaas zijn sommige kunstenaars niet (meer) gediend van zo'n lijdensweg. Net als veel mensen laten zij zich het succes op de markt -al dan niet met marktmanipulatie tot stand gekomen – gemakkelijk aanleunen. Zij en hun kopers maken zich wijs dat hun succes hun ook betekenis geeft en dat is natuurlijk niet zo. Het kan wel dat succes op de markt en betekenis samenvalt, zoals Rembrandt die tijdens zijn leven succes had op de markt, maar zoiets is zeldzaam. En Rembrandt stond niet in dienst van de markt. We kennen de uitdrukking goedkoop succes niet voor niks. Paz heeft gelijk als hij zegt dat de kunstenaar op de eerste plaats betekenis moet geven aan wat hij maakt of doet, maar moet ieder mens dat niet doen?

Zie ook mijn blogs “Is werken en straf?” (3 sept. 2013) en “Het verraad van Frida Kahlo”(16 november 2013)