vrijdag 12 februari 2016

DE VISIOENEN VAN JHERONIMUS BOSCH

Jheronimus Bosch, Visioenen van het Hiernamaals, ca. 1505-15,
Venezia, Museo di Palazzo Grimani. (te zien op de tentoonstelling in den Bosch)  

In een radiospotje voor de Jheronimus Bosch tentoonstelling word je uitgenodigd om naar zijn visioenen van Bosch te komen kijken. Op de website van het noordbrabants museum staan 4 panelen samen onder de naam ‘Visioenen van het Hiernamaals’.Voor de hedendaagse kijker mogen die panelen en andere schilderijen van Bosch de indruk wekken van visoenen maar dat was in de tijd van Bosch (1415- 1516) niet het geval. In de wereld waar Bosch leefde, waren het voor iedere gelovige normale voorstellingen van hemel, hel en het laatste oordeel.

Dat is het probleem van de werken van Bosch. Door zijn wonderlijke verbeelding van vooral het kwaad in allerlei vormen, wordt hij door veel mensen gezien als mysterieus, buitenissig, een vroege vrijdenker, een waanzinnige, een man van het onderbewust of dromer. Toch ligt het veel meer voor de hand om te veronderstellen dat de door Bosch gebruikte beeldtaal begrijpelijk was voor het brede publiek van zijn tijd. 

Het is onvoorstelbaar dat een waanzinnige, een dromer of een buitenissige en dus ketterse vrijdenker ( zie bijvoorbeeld het boek van Theun de Vries over Bosch) opdrachten gekregen zou hebben voor het maken van altaarstukken of dat zijn werken in de smaak zouden zijn gevallen bij een streng Katholieke Koning Filips II. Voor zover bekend hoorde Bosch in zijn tijd tot de gegoede burgerij van zijn stad. Hij woonde in een huis in het centrum van de stad aan de markt en was lid van het aloude Bossche Lieve Vrouwe Broederschap.

Bosch was kortom geen vroege versie van een hippie of vrijdenker, een wietroker of een psychoanalist van het onderbewuste maar een gerespecteerd lid van de Bossche katholieke burgerij die er in slaagde een eigen beeldtaal te ontwikkelen op basis van de in in die tijd het katholieke geloof gebruikelijke voorstelling van zaken. Zo geloofde men toen en tot lang daarna dat er wel degelijk engelen en duivels bestonden. Geen enkele schilder uit de tijd van Bosch had moeite met dat geloof. Kijk maar eens naar de Vlaamse primitieven

Robert Campin (1378-1444), De Annunciatie, Middenpaneel van de Mérode Triptiek, New York, Metropolitan Museum of Art 

Niemand keek er in die tijd vanop dat op een schilderij een engel stond afgebeeld die Maria aankondigde dat ze God’s zoon zou baren. Op schilderijen met een kerststal van de geboorte van Jezus Christus, zien we altijd wel ergens engelen staan of zweven. Schilders gingen even onbekommerd als gewone gelovigen om met de wereld van engelen en duivels als ware het boven elke twijfel verheven dat ze niet zouden bestaan. Die twijfel was er namelijk niet. 

Als je iets niet zag met eigen ogen, wilde dat niet zeggen dat het ook niet bestond. De mensen geloofden of liever waren er rotsvast van overtuigd dat er naast de zichtbare aardse wereld een onzichtbare geestelijke wereld bestond die bij tijd en wijle een glimp van haar bestaan aan ons toonde door middel van wonderlijke zaken als visioenen en verschijningen. Ook de duivel liet zich in met de reëel bestaande wereld door mensen in bezit te nemen, onbegrijpelijke ziekten te verwekken en nare ongelukken te doen plaatsvinden. 

Gebroeders van Limburg (1386-1418), Très Riches Heures (1410-1411),
 miniatuur uit een getijdenboek van Jan van Berry, Musée Condé, Kasteel van Chantilly

Bosch schilderde dus geen geheimtaal. Hooguit zette hij met zijn verbeelding nieuwe stappen in de verbeelding van vooral het kwaad en wist hij een duivels sfeer te scheppen met zijn fantasie maar daarmee sloot hij wel aan bij de heersende ideeën over hel en hemel, ziel en zaligheid, duivel en engel, goed en kwaad, deugden en ondeugden. 

In het boek “De ‘geheimtaal’ van Jheronimus Bosch” toont de schrijfster Jeanne van Waadenooijen (Uitgeverij Verloren, Hilversum 2007) omstandig aan hoe dicht de beeldtaal ligt bij die in zijn tijd. “Van de twee paradijspaneeltjes is er één gewijd aan het aardse paradijs waar, volgens een legende, de zielen van de uitverkorenen verzameld zullen worden voordat ze naar de hemel gaan. De naakte zielen bevinden zich, daarheen geleid door engelen, in een idyllisch boslandschap…Het andere paneeltje laat de reis zien naar het hemelse paradijs. We zien hoe engelen de zielen van de uitverkorenen begeleiden vanuit donkere wolken door een tunnel naar het eeuwig licht, wat de woorden van de uitvaartmis in gedachte brengt: laat hen niet neerstorten in de duisternis; maar uw banierdrager, de heilige Michael, moge hen binnenleiden in het heilige licht.” (blz.149) 

Dat de beeldtaal van Bosch aansloot bij die van zijn tijdgenoten maakt zijn kunst er niet minder om. Integendeel, als groot schilder heeft hij de beeldtaal verrijkt met nieuwe beelden en voorstellingen die over zijn tijdgenoten heen reiken en tot op de dag van vandaag hun invloed hebben op veel schilders, dichters en andere kunstenaars. Dat is wat je noemt groot kunstenaarschap.

petrus nelissen, een hommage aan Jheronimus Bosch-de verzoeking, acrylverf op paneel 2009



2 opmerkingen:

  1. Ik denk dat ik zijn schilderijen, ken ze verder niet, best wel interessant zou vinden.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Er is altijd veel op te zien. Veel is raadselachtig want we kennen die beeldtaal niet meer maar het is wel leuk om uitgaande van wet je ziet, naar de betekenis te zoeken.

      Verwijderen